dinsdag 26 februari 2013

Plezier

Het voelt behoorlijk kil terwijl de temperatuur toch al aardig boven het vriespunt ligt.
Een aantal wedstrijden op rij lukte het de aanvankelijk succesvolle trainer, Steve McClaren niet om zijn spelers te laten excelleren. Vandaag koos hij eieren voor zijn geld. De supporters van FC Twente betwijfelen de vrijheid van zijn keuze. Met een zwaar Twents accent duidde een van hen politieke overwegingen bij zowel de trainer als (de voorzitter van) het bestuur. Ik vraag mij af of McClaren in zijn besluit zou hebben volhard als Twente zondag had gewonnen.
Terwijl ik over de dijk ren ben ik in gedachten bij Emile. Hij behandelde een periode lang Riky' gebit als orthodontist en is inmiddels een goede vriend. Hij heeft zich onlangs vertilt. Voor de duidelijkheid meld ik dat het om iets zwaars ging. Zwaar in gewicht bedoel ik. Hij ligt uitgeteld neder. Een beetje zoals Steve maar zonder bijkomende politieke motieven. Riky schreef hem een vrolijk en opbeurend briefje en wenste dat ik daar iets aan toe zou voegen. Dat deed ik graag.
Nu kan ik mij levendig voorstellen hoe het ongeveer voelt, zo’n vertilling als dat van Emile. Op het terrein van voetballen heb ik het verstand van een gemiddelde supporter. Daar moet je je dus niet te veel van voorstellen, maar in rugblessures ben ik helaas een expert! Mij is een paar keer iets soortgelijks als de blessure van Emile, overkomen. Uiteindelijk werden het heftige zenuwenafknellingen onder in mijn rug, die op hun beurt uitslaande branden in mijn benen veroorzaakten; wat wilde ik die benen graag kwijt! Stevige pijnstillers en wekenlang plat liggen – ik geloof dat ik het gehele epos van Frank Herbert, “Duin” opnieuw las – moesten verlichting brengen. Dat was niet gemakkelijk maar met mijn rug ging het allengs beter, totdat bleek dat de zaak ondergronds toch stiekem smeulde, met opnieuw uitslaande vlammen als resultaat. Een chirurgisch mes bluste de brand.
Plotseling voel ik de warmte van de zon, ik ren nu op de Hommelstraat, en tegelijkertijd valt mijn oog op een ekster. De langgestaarte vogel zit met zijn rug naar mij toe op de onderste, donkerbruin geteerde plank van de paardenbak. Jammer dat ik nog geen interactieve bril draag zodat ik niet kan vragen om een foto! Want prachtig is ie!
Ekster, dan denk je, zwart-wit! Mooi niet: tijdens het korte moment dat ik langs hem ren – hoe lang doe ik helemaal over vijf á zes stappen? – tovert het zonlicht een aantal van de mooiste kleuren uit zijn “zwarte” staart en vlerken: paars, kobaltblauw, indigogroen (langs de vleugelranden) en diep roestig bruinrood (in de staartveren). Het dier voelt blijkbaar mijn blik, draait de kop en scheldt luid en snerpend. Misschien wel: ‘Wat staar je, idioot! Heb ik iets van je aan?’ In gedachten ontken ik dat met spijt. Of misschien toch iets, denk ik dan, mijn onderhemd? Op het moment dat wij ieder onze eigen weg vervolgen verdwijnt de zon weer achter de grauwe bewolking.
Nog even terug naar Emile. Vlak voor mijn ontmoeting met mijnheer of mevrouw ekster realiseerde ik mij dat mijn wens, in Riky’ brief aan onze vriend geuit, wetenschappelijk is onderbouwd. Pijn kan gevoel van plezier activeren! Dat zit, kort gezegd, zo: onderzoekers aan de Universiteit van Oslo bevonden dat, als proefpersonen minder pijn ervaren dan zij tevoren hadden ingeschat, die pijn vooral hersengebieden activeert die worden geassocieerd met emoties als opluchting en plezier. Dat berichtje las ik gisterenavond bij Nu.nl. Je moet het zelf maar even lezen als je wilt weten hoe het precies zit.
Nu wil je natuurlijk graag weten wat ik dan wel aan Emile schreef. Ach ja, dat is wel privé, maar niets opzienbarends of verontrustends. En het is, schat ik, ook niet schadelijk voor Emile als ik het je vertel. Dus: ‘Ik wens je veel PLEZIER tijdens jouw herstel!’ 

vrijdag 22 februari 2013

Kwelgeesten

Op de Van Heemstraweg wordt mijn aandacht getrokken door twee jongens die voor mij uit fietsen. Ik haal ze gestaag in doordat zij, elkaar duwend en trekkend, het fietspad vooral in de breedte benutten. Toch weet een van de loslopende kippen die net na het terrein van Tuincentrum De Bull rondscharrelen, hun aandacht te trekken. De linkse van de twee gaat op zijn pedalen staan zodat hij voor de ander kan kruisen om vervolgens de berm in en recht op de kip af te koersen. De hen op haar beurt, ontsnapt ternauwernood aan het hobbelende wiel  door zich fladderend en wijdbeens uit de poten te maken. Eenmaal onder het hek door, uit zij kakelend haar verontwaardiging, daarbij ondersteund door twee van haar toomgenoten.
Het joch slikt zijn schaterlach in. Wellicht omdat hij mij nu pas opmerkt en aan mijn gezicht afleest hoe ik over de actie van zo-even denk. Het kan ook zijn dat hij zich betrapt weet. Hoe ook, bij mij klapt een geheugenluikje open en door de spinnenraggen van het verleden zie ik mijzelf langs een slootje in Benningbroek rennen. Wij, de jongens op hun fietsen en ik toenmaals, zijn vermoedelijk van dezelfde leeftijd.
Op de Hommelstraat ren ik recht tegen de noordoostenwind. Deze probeert uit alle macht de warmte uit mijn lijf te jagen. Al snel verstijven mijn lippen en wangen zodat ik slechts kan grijnzen onderwijl ik probeer Benningbroek weer terug te duwen. Ik zou willen dat die eend toentertijd had gedaan zoals deze kip, dan zou er niets gebeurd zijn. Maar dat is niet zo en nu ik het uit de vergetelheid haalde moet ik het helder onder ogen zien.
Het is 1961. Een leraar is ziek. Geen vervanger, we mogen huiswerk maken maar het is toegestaan om dat thuis te doen. Naar huis dus. Een hele middag ligt glanzend voor mij! Onderweg bedenk ik dat ik twee dingen kan doen: huiswerk maken of braaf klusjes doen. Beiden komen mij niet aantrekkelijk voor. Ik besluit naar tante Afie te gaan en pas als ik de boerderij in het zicht krijg bedenk ik dat mijn neven naar school zijn.
Tante is in de keuken bezig. Een van haar kleintjes zit in de kinderstoel, of preciezer gezegd in zijn kakstoel. Zij is verrast. In onvervalst Westfries vraagt zij waarom ik niet op school zit. Mijn antwoord valt samen met het binnenstuiven van Bruun. Mijn neef is net zo verwonderd als zijn moeder. We gaan er meteen vandoor. Eerst in de hooiberg. Daarna met schepnet en hengels de wei in. Een paar hekken over tot aan de brede sloot waarvan Bruun beweert dat die barst van de baars. Maar dat valt tegen. Hij kent nog een stek. Dus sjouwen we langs de sloot. Aan de overkant staan knotwilgen. Een buigt zo diep over het water dat wij duidelijk een wilde eend op haar nest zien zitten. We kijken elkaar aan en pakken een fikse kluit op. In een wolk van veertjes en stof verlaat het dier de geborgenheid van de boom en plonst tientallen meters verderop lomp in het water. Wij bewapenen ons opnieuw. De eend probeert onverrichter zake aan ons, kwelgeesten te ontkomen.
Wie haar raakte is nooit duidelijk geworden. Wel verdween de glans van die middag. Ik realiseerde mij terdege mijn wreedheid.
Terug op de Hommelstraat zie ik de buizerd pas als ik nog zo’n twintig meter van hem verwijderd ben. Het prachtige dier bekijkt mijn komst argwanend vanaf zijn paaltje in de afrastering tussen weg en schapenweitje. Bijna op gelijke hoogte zie ik zijn twijfel. Hij komt zenuwachtig uit zijn zittende houding, strekt een poot en vouwt een vlerk uit. Felle ogen blijven op mij gericht. Dan ben ik voorbij en gaat hij weer zitten.
Ik verbeeld mij dat de fiere rover mijn deemoedige stemming aanvoelde!

dinsdag 19 februari 2013

Leven

Regen is een van de elementen die ik vandaag op mijn pad vind. Het meeste valt om mij heen en zoals ik eerder aan Annie zei, ik wordt sowieso nat, regen maakt dus geen verschil.
Deze grauwe winterdag past bij het trieste bericht dat ik vlak voor vertrek in mijn mailbox vond: Remko is plotseling overleden. Er was sprake van griep die niet echt wilde wijken. Jongstleden zondagavond verergerde zijn toestand ongeacht hij nog jong en energiek is. Reanimatie haalde niets meer uit. Zijn vrouw en twee kinderen moeten onverhoeds verder zonder zijn liefde, aandacht en wijze raadgevingen. En ook de Zonnebloem zal zijn verfrissende inbreng missen, terwijl hij begin december door de Nationale Vergadering was benoemd in het Nationaal Bestuur van de vereniging.
Onder de verkeersbruggen produceert een aantal aggregaten, die nodig zijn voor het uitgebreide laswerk dat aan de binnenkant van de oude brug wordt verricht, tientallen decibellen. Dat is zoveel geluid dat het geraas van het drukke verkeer boven volledig wordt weggedrukt. Halverwege de bruggen worden de aggregaten geleidelijk overstemt door een diep en zwaar gebonk. Ik vermoed van de dieselmotoren van een zwaar schip. Maar hoe ik ook mijn best doe ik krijg geen schip in beeld, nog niet dat van een klein duwscheepje. Het geluid neemt verder toe. Ik voel  het golven daarvan zelfs in mijn lijf! Nog steeds ben ik in het ongewisse van de bron; links, rechts en voor mij vind ik geen verklaring. Dan, op het moment dat ik vanonder de bruggen weer in het daglicht ren, verdrievoudigd de intensiteit van het lawaai. Het buldert in mijn oren! In plaats van reflexmatig ineen te duiken kijk ik omhoog. Chinook helikopter! Het enorme gevaarte hangt voor mijn gevoel op krap twintig meter boven de brug aan zijn synchroon draaiende wieken. Een moment slechts, want nog voor ik drie passen kan maken vliegt de grote jongen evenwijdig aan de A50 om, vervaarlijk overhellend, in een krappe bocht achter de bomen rond een kleine boerderij te verdwijnen. Zo gauw de helse machine uit het zicht is neemt het verkeerslawaai opnieuw de overhand.
Op 10 februari, in zijn op een na laatste tweet, bericht Remko zijn volgers: “@KLM haha, 3-1 gewonnen, dus vrolijk ingestapt! Prettige avond!” Gelukkig was hij zich er niet van bewust dat dit zijn voorlaatste tripje zal worden, dat hij de komende zondag aan zijn laatste en grootste reis begint. Nooit zijn we ons bewust van wat komen gaat. We vertrouwen er op dat het steeds goed zal gaan en dat is een goed ding, dat vertrouwen bedoel ik.
Dus kop op, zeg ik aan mijzelf en aan jou, het leven gaat door. Het leven verdient het om gevierd te worden. Vanwege het leven zelf, iedere dag opnieuw. Ook vandaag, op deze grauwe dinsdagmiddag hier langs de Waalbandijk. En als om dat te bewijzen word ik begroet door het witte ganzenpaar dat sinds een aantal dagen, of misschien al weken, in het ‘voortuintje’ bivakkeert van de dame die de woonboot bewoont. Ik moet hierbij direct toegeven dat ik weliswaar weet van deze mevrouw, sinds wij elkaar ontmoetten, maar ik weet niet of zij de enige bewoonster is van de kleine ark dat al vele jaren in deze plas ligt.
Een van de ganzen is druk met grazen en schransen. De ander, wellicht het mannetje, komt hautain op mij afstappen zo spoedig hij mij de laatste bocht ziet rondden. Daarbij draagt hij zijn kop fier op de hals, zoals in ‘Het Zwanenmeer’ Siegfrid zijn Odette leidt. Wat ontbreekt is de muziek van Tsjaikovski. In plaats daarvan blaast de gans mij toe onderwijl hij op mij af waggelt. Het zijn vooral zijn platte zwemvoeten en zijn waggelende gang – niet eens zijn onhoorbare blazen – dat het elegante beeld volledig doet versplinteren. In gedachten wens ik hen een lang leven toe en ren op huis aan.

donderdag 14 februari 2013

Wegwerpseks

Even komt in mij op braaf thuis te blijven. Van binnen ziet het buiten koud, grauw en brekenbenig. Maar terwijl ik door de zachte, gestaag groeiende sneeuwlaag ren geniet ik dubbel. De vallende sneeuw maakt de wereld om mij heen klein en knus zodat ik in gedachten vanzelf terugkeer naar de warme samenkomst gisteravond, na de afscheidsbijeenkomst van Peter. Dan brengt een ontstemmend brommende dieselmotor mij naar het heden. Een ongeduldige, felgele sneeuwschuiver wil passeren, nadat hij mijn voetspoor reeds onbarmhartig terzijde schoof.
Op het eerste stukje Hosterdstraat sneeuwt het zo dik dat ik mij voor even in een sneeuwbol waan. Je weet wel, zo’n ding die je kort ondersteboven houdt zodat de voorstelling die daarin opgesloten is zich in een romantische sneeuwbui hult. De sneeuw gaat over in dunne ijsregen.
In de wallenkant van het smalle en nagenoeg dichtgevroren slootje nabij de fruitboomgaard van De Weeropper, staan een jongetje en een meisje dicht bijeen. Even denk ik dat ik het niet goed zie – dat gebeurt namelijk vaker – maar dit keer word ik niet bedrogen. Het jongetje, ik schat hem een jaar of zes, buigt zich naar het meisje dat van ongeveer dezelfde leeftijd is, zoals Hendrik van Ham dat in de streekroman ‘Beekman en Beekman’ van Toon Kortooms naar zijn buurmeisje doet. De piepjonge Valentijn, drukt een kus op haar wang! Hun intimiteit is diep zodat mijn voorbijgaan onopgemerkt blijft. Het tafereeltje zou zomaar in een sneeuwbol passen! 
Als ik dit aan mijn kleinzonen, Niek en Koen vertel, zullen zij ervan gruwen maar mij roert het danig en ik loop weer hand in hand met Willy van onze schoenmaker. Ik denk bijna zeker te weten dat het laat in het voorjaar van 1953 is. Een aantal weken duurde onze ‘vrijage’. Van mijn zijde niet heftig. Ik twijfelde tussen Willy en Nelly (wiens ouders een café en een kruidenierswinkeltje runden.) Willy’ gezin verhuisde naar een ver-weg-dorp en daarmee voorgoed uit mijn leven, kort na onze ontdekkingsrite in een bietenkuil aan Het War. Willy is toch wel erg benieuwd naar het verschil tussen zichzelf en mij. Haar verschil ken ik hoewel ik nog niets vermoed van het kunstje dat zij daarmee later zal kunnen verrichten.
Terwijl het er op lijkt dat de zuidwestenwind met behulp van fijne ijzel een tatoeage in mijn linkerwang wil etsen, brengt de herinnering aan Willy mij een paar jaar verder in de tijd. Ik ben inmiddels veertien of vijftien en sta aan de vooravond van mijn eerste danslessen…
Mijn iets meer dan twee jaar oudere zus Afra weet haarfijn uit te leggen dat ik een vriendinnetje moet veroveren. Ik baal van dat idee. Ik zeg haar daar niets van, maar vind het oneerlijk: waarom moeten jongens meisjes vragen? En waarom kan dat niet andersom? Wat ik haar ook niet vertel is dat ik, ondanks de tien zusjes die bijna dagelijks in mijn nabijheid zijn, eigenlijk een beetje bang ben voor meisjes. Ook met mijn broer Jan praat ik daar niet over. En onze twee oudere broers hebben ons nooit tips gegeven terwijl zij toch al stevige verkering hebben. Kortom, als ik toen wist van de tweeslachtigheid van slakken, zou ik jaloers zijn geweest!
Maar hermafrodiet zijn is nog vreemder. Japanse wetenschappers bestudeerden onlangs het paringsgedrag van zeeslakken. Zij ontdekten dat deze slakken na de daad hun penissen afwerpen. Deze zeeslakken hebben dus een soort van wegwerpseks met elkaar! Zij gebruiken ieder een stukje van hun penis, waarvan het grootste deel opgerold als een brandweerslang in hun lichaam zit, en steken dat in het vrouwelijke geslachtsorgaan van de ander. Na het doneren van hun zaad danken zij hun penis doodleuk af om deze binnen een etmaal weer op volle sterkte te laten uitgroeien.
Gelukkig heb ik reeds vele jaren een hechtte relatie en kan langer met de mijne doen!

maandag 11 februari 2013

Schokkend

Deze dag was zeker schokkend voor Groningen. Wéér een aardbeving. Om gek van te worden als je Groninger bent. En al helemaal bij de gedachte dat verantwoordelijk minister Henk Kamp voet bij stuk houdt: we blijven gas winnen.
Tja, de welvaart van de rest van Nederland gaat boven het belang van Groningers – hé, er gaat dus toch wel iets boven Groningen!
Gewoonlijk denk ik nooit dan hooguit vluchtig aan de paus. Dat is vandaag anders. Nu ik op de Waalbandijk ren, waar trouwens niet veel te beleven valt – het is koud en grauw, de Waal krimpt weer en men heeft het waarschijnlijk te druk met voorbereidingen voor het carnavalsfeest vanavond –, houdt Benedictus XVI mij gezelschap.
Radio1 kwam er mee, nog voor Nu.nl. Op 28 februari wordt de heilige vader weer Jozeph Ratzinger en worden zijn taken overgenomen door kardinaal Bertone. Hij zal opgelucht zijn want ik heb begrepen dat hij er helemaal geen zin in had, in dat ambt van paus bedoel ik. 
Ik ben niet idolaat van de paus. Nooit geweest ook. Dat heeft dus niets te maken met de huidige persoon in deze functie. Hoewel, als je het mij vraagt, hij er weinig aan heeft gedaan om zich geliefd te maken. Zijn uitspraken over sommige mannen en vrouwen met een andere geaardheid dan die van de meesten van ons, waren bijvoorbeeld niet echt liefdevol. Terwijl hij, hoeder van de kerk, tegelijkertijd opvallend aardig was voor diegenen uit zijn stal die sommige van de lammeren misbruikten voor eigen genot.

Het lukte om de wereld in het ongewisse te laten zodat de paus vanmorgen, tijdens de bestuursvergadering, zelf zijn voornemen bekend kon maken – grappig trouwens, dat wij van de Zonnebloem Gelderland ook altijd op maandag bestuursvergaderingen houden. Maar dat terzijde.
Velen van die bestuursclub zullen opgelucht zijn geweest. Er speelden rond de paus veel intriges en conflicten: de meningen van deze kerkvorst raakten dan ook vaker lange tenen en gevoelige schenen. Woedend was men toen een aantal opmerkelijke documenten uitlekten! Maar de schuldige werd gelukkig snel gevonden. De butler! Natuurlijk, de butler heeft het altijd gedaan. Leerden we dat al niet van Agatha Christie?

De Uiterwaard in Ewijk is de afgelopen dagen duidelijk gebruikt als wijkplaats vanwege hoogwater. Talrijke bruingroene, langgerekte keutels – sommigen stevig, anderen papperig met veel wit – maken duidelijk: hier konden duizenden ganzen even de poten strekken en hun behoefte doen zonder een nat gat te krijgen. Ik kan wat verder rennen dan afgelopen vrijdag – als ik dat zou hebben gedaan – vóór het hoge water mij een halt toe roept. 
Op de terugweg weet ik weer waarom ik een warme muts op heb. De noordoostenwind beneemt mij niet alleen de adem, maar toch vooral mijn warmte. Het scheelt zeker tien graden met heen. Nog voor ik de dijk opnieuw bereik zijn mijn wangen stijf en heb ik last van tranende ogen.

In grote delen van de wereld is schokkend gereageerd op het onverwachte besluit van paus Benedictus, terwijl dat in Nederland genuanceerder wordt opgenomen. In maart verwachtten we een conclaaf. Kunnen we naar het schoorsteenpijpje staren, samen wachten op de witte rook. Ik weet zeker dat bij deze wisseling een aantal van ons hoopt op een terugkeer naar het beleid dat werd ingezet door de Pool Johannes Paulus II. Anderen zullen een zodanige wijziging wensen dat het priester-celibaat kan worden opgeheven en ook vrouwen tot dat ambt kunnen toegelaten.

In 1987 kreeg ik een kans om naar Groningen te verkassen: via een collega kon ik een passende baan krijgen in een grote psychiatrische instelling. Ik heb het thuis nooit ter sprake gebracht. Maar stel je voor, wonen in Kleine Huisjes is waarschijnlijk best romantisch. Vandaag zou dat echter niet langer een ‘schattig klein huisje’ zijn – al dan niet heilig –, maar een ‘verbrokkeld klein huisje’!

vrijdag 8 februari 2013

Kabouter

Na enkele tientallen meters overweeg ik terug te gaan voor een extra shirtje. Het is opvallend koud terwijl vanuit mijn werkkamer beloftevolle zonneschijn lonkte. Het is de noordwesten wind. Ik ren toch maar door.
Bijna op het einde van de Hommelstraat brengt een felle spiegeling mijn overpeinzingen tot stilstand. De zon flakkert in de rimpelingen van enkele grote plassen kwelwater. Dat beantwoordt een van mijn vragen: ja, het is nog hoogwater.
Op het moment dat ik de Waalbandijk betreed opent zich een weidse waterwereld. Het doet mij denken aan ‘Aardzee’, de schitterende trilogie van Ursula Le Guin over de waterwereld die zij zich in de plaats van onze aarde verbeeldt. Toen ik er Peter over vertelde en hij mijn exemplaar – in één ruk – las, bleek ook hij gevallen voor dit hoogstandje binnen de fantacy-literatuur. Wij deelden meer, maar het belangrijkste was wel onze liefde voor het werk van Tolkien. Bij Peter ging die al vroeg zo diep dat hij zijn eerste kind Frodo noemde, naar de belangrijkste drager van de ring. Vele genoeglijke avonden, vaak bij een fel brandend haardvuur als wij bij Thecla en Peter op de bank zaten, spraken we over de wonderlijke avonturen van Bilbo, Frodo, Sam en Gandalf. Ook ‘De Kronieken van Thomas Covenant’ het epos van Stephen Donaldson over schuld en opoffering, waarmee ik hem liet kennis maken, viel bij hem zeer in de smaak. Maar er was veel meer dat ons samenbond. Peter had een brede belangstelling zodat we nooit om gespreksstof verlegen zaten. Dat alles behoort nu voorgoed tot het verleden. Zomaar, in een klap.
Frodo informeerde ons gistermiddag over het plotselinge overlijden van zijn vader. Ik nam volkomen argeloos de telefoon op. Volstrekt onvoorbereid op zo’n schokkende tijding. Steunzoekend liep ik de trap af, mij halverwege realiserend dat Riky in het dorp met boodschappen doende is. Ik zonk neer op een traptrede om het gesprek met de jeugdvriend van onze eerste zoon af te ronden.
Het viel voor ons beiden niet mee om dit bericht te bevatten en ons de gevolgen daarvan te realiseren.
Terwijl ik over de dijk ren en jij Peter, onlosmakelijk met mij bent, realiseer ik mij dat ik je in de afgelopen achtentwintig jaren vaak associeerde met een kabouter. Sorry Peter, ik heb je dat nooit verteld. Maar je hebt me ook nooit een reden gegeven om op deze manier over jou na te denken. Nu je zo plotseling uit het leven bent gestapt, ook al is dat ongetwijfeld geheel tegen jouw zin want je wilde nog zo veel, dwing je mij als het ware mijn relatie met jou te evalueren. Dat kabouter-ding is niet omdat jij klein van postuur of gedachten was, noch dat jij je als zodanig zou kleden – hoewel jouw geitenwollen sokken in die eeuwige sandalen wel een beetje richtinggevend zijn. Nee, het is dat je leefde voor de wereld van de fantasie. Je smulde van sprookjes. Maar ook van bibliotheken, musea, historische literatuur en ons culturele erfgoed. Maar bovenal hield je van de geborgenheid van jullie huis en gezin. Peter, hoeveel uren bracht je door tussen je boeken en je dierbare verzamelingen?
Op de terugweg – nadat ik een klein stukje met Toon en zijn rolstoelgebonden gast opliep – ben ik diep in gedachten zodat ik nauwelijks acht sla op mijn omgeving. Totdat een fietser vóór mij, afstapt en in de berm gaat staan en ik achter mij de zware brom van een vrachtwagen hoor. De berm vormt een vrijplaats om ons te laten passeren.
Peter, er is nog één ding dat ik je moet zeggen: nu ik daarstraks aan ‘Aardzee’ dacht – fluisterde jij mij dat in? – ga ik dat opsporen. Het wordt hoog tijd dit prachtige verhaal opnieuw te lezen. Het zal mij zeker troosten! 

maandag 4 februari 2013

Landverhuizing

Het is grijs en miezerig als ik bijna halverwege de ochtend van deze Wereld Kanker Dag de Van Heemstraweg oversteek; als een jonge hond versnel ik mijn pas om de aanstormende Lijn85 niet te hinderen. Je zou het er warm van krijgen!
Ik beland weer direct bij ons bezoek in Malden, waar ik voor mijn oversteekactie reeds vertoefde. Wij hadden gistermiddag al heel wat afgelachen toen Irma ons eindelijk vertelde dat zij een landaankoop hadden gedaan. Eerst moet ik even vertellen dat wij al meer dan dertig jaar met elkaar bevriend zijn. Werner, toen onze overbuurman, leerde ik kennen op de dag dat hij mijn sleepkabel kapot trok: hij liet het koppelingspedaal pardoes opkomen nadat ik zijn brik een beetje snelheid gaf. Nog een geluk dat ik die kabel – die blijkbaar aan vervanging toe was – deugdelijk aan mijn trekhaak verbond, zodat de schade beperkt bleef tot dat gare koord. En ik geloof dat ondanks het breken van het lijntje zijn onwillige motor alsnog aansloeg, maar dat terzijde.
Voor de verkrottende woning, bijna bovenaan de Hommelstraat, staat een donkergroene oude Simca. Het huis, een soort dagloners woning met bijgebouwde, inmiddels wrakke schuurtjes, staat al vele maanden te koop. Dat staat te lezen in een groot lettertype op A-viertjes achter elk van de groezelige ramen. Van week tot week verzamelen de vitrages steeds meer spinrag en stof. In het voorbijgaan blik ik nieuwsgierig langs het huis en kijk rechtstreeks in de ogen van het bezoekende paar. Hij langer dan zij. Beiden van middelbare leeftijd. Kopers? Twee kraaien laten krassend hun menig over dit onverwachte bezoekje horen. Dat betreft uitsluitend hen, mij kennen ze goed.
Na onze verhuizing naar Beuningen blijven wij Werner en Irma met regelmaat bezoeken. En zij ons. Dat zijn de momenten om elkaar te informeren over onze kwaaltjes en andere ongemakken, maar ook over onze successen en pleziertjes. We hebben het altijd erg gezellig met elkaar en houden er geen gespreksagenda op na, hoewel dat inmiddels wel een goed hulpmiddel zou zijn: terug in de auto constateerden Riky en ik welke onderwerpen we vergaten te vermelden. Nou ja, maar weer snel een afspraak maken.
“Land aangekocht? Wat gaan jullie daarmee doen?” Vanwege het stereo effect van onze reactie is ons ongeloof nog duidelijker hoorbaar.
“Ja, wij hebben een stuk land gekocht. Aan de Zandbij.” Irma grijnst verstandhoudend naar Werner en vertelt enthousiast en gedetailleerd over haar gang naar het kantoortje. Ondertussen vult Werner onze glazen bij en houdt ons de plank met lekkere hapjes voor.
De Waal is weer doende buiten haar oevers te treden. Zij spoelt reeds om de weidepaaltjes met prikkeldraad die de uiterwaarden buiten de dijk moeten houden. Ik hoop voor de bewonertjes van de lage gronden dat zij dit onraad tijdig zagen aankomen en zijn verkast naar veilige plaatsen.
Inmiddels is de overeenkomst getekend en komt de aap uit de mouw. Hun aanwinst betreft een deel van Rustoord. Naast en tussen de graven van hun ouders hebben zij grond gereserveerd. Daar wordt niemand begraven tot het de beurt van een van hen is. Wij verbazen ons over deze gang van zaken en vragen naar het hoe. Werner peinst hoe zij er deze zomer wellicht kunnen picknicken. En of zij de grond gaan benutten voor bloemen dan wel kruiden. Mijn suggestie om de aankoopkosten terug te verdienen door Cannabis aan te planten valt in goede aarde.
Werner en Irma zullen hun definitieve landverhuizing nog lange tijd willen uitstellen. Dat is ook onze wens. Hoewel, je weet maar nooit! Een vijfendertigjarige dompteur veronderstelde ook nog een lang leven voor zichzelf. Tot hij zaterdagavond, voor de ogen van het publiek in de volledig bezette circustent, door de tijger werd aangevallen. Hij overleed op weg naar het ziekenhuis van Mexico-stad. Ik ben blij dat ik niet van het circus houd!