Bijna op het einde van de Hommelstraat
brengt een felle spiegeling mijn overpeinzingen tot stilstand. De zon flakkert
in de rimpelingen van enkele grote plassen kwelwater. Dat beantwoordt een van mijn
vragen: ja, het is nog hoogwater.
Op het moment dat ik de Waalbandijk
betreed opent zich een weidse waterwereld. Het doet mij denken aan ‘Aardzee’, de schitterende trilogie van
Ursula Le Guin over de waterwereld die zij zich in de plaats van onze aarde
verbeeldt. Toen ik er Peter over vertelde en hij mijn exemplaar – in één ruk – las, bleek ook hij gevallen voor dit hoogstandje binnen de fantacy-literatuur.
Wij deelden meer, maar het belangrijkste was wel onze liefde voor het werk van
Tolkien. Bij Peter ging die al vroeg zo diep dat hij zijn eerste kind Frodo
noemde, naar de belangrijkste drager van de ring. Vele genoeglijke avonden,
vaak bij een fel brandend haardvuur als wij bij Thecla en Peter op de bank
zaten, spraken we over de wonderlijke avonturen van Bilbo, Frodo, Sam en
Gandalf. Ook ‘De Kronieken van Thomas
Covenant’ het epos van Stephen Donaldson over schuld en opoffering, waarmee ik hem liet kennis maken,
viel bij hem zeer in de smaak. Maar er was veel meer dat ons samenbond. Peter
had een brede belangstelling zodat we nooit om gespreksstof verlegen zaten. Dat
alles behoort nu voorgoed tot het verleden. Zomaar, in een klap.
Frodo informeerde ons gistermiddag
over het plotselinge overlijden van zijn vader. Ik nam volkomen argeloos de
telefoon op. Volstrekt onvoorbereid op zo’n schokkende tijding. Steunzoekend liep ik de trap af, mij
halverwege realiserend dat Riky in het dorp met boodschappen doende is. Ik zonk
neer op een traptrede om het gesprek met de jeugdvriend van onze eerste zoon af te
ronden.
Het viel voor ons beiden niet mee om dit bericht te bevatten en ons de gevolgen daarvan te realiseren.
Het viel voor ons beiden niet mee om dit bericht te bevatten en ons de gevolgen daarvan te realiseren.
Terwijl ik over de dijk ren en jij Peter,
onlosmakelijk met mij bent, realiseer ik mij dat ik je in de afgelopen
achtentwintig jaren vaak associeerde met een kabouter. Sorry Peter, ik heb je
dat nooit verteld. Maar je hebt me ook nooit een reden gegeven om op deze
manier over jou na te denken. Nu je zo plotseling uit het leven bent gestapt,
ook al is dat ongetwijfeld geheel tegen jouw zin want je wilde nog zo veel,
dwing je mij als het ware mijn relatie met jou te evalueren. Dat kabouter-ding is
niet omdat jij klein van postuur of gedachten was, noch dat jij je als zodanig
zou kleden – hoewel jouw geitenwollen sokken in die eeuwige sandalen wel een
beetje richtinggevend zijn. Nee, het is dat je leefde voor de wereld van de
fantasie. Je smulde van sprookjes. Maar ook van bibliotheken, musea,
historische literatuur en ons culturele erfgoed. Maar bovenal hield je van de
geborgenheid van jullie huis en gezin. Peter, hoeveel uren bracht je door
tussen je boeken en je dierbare verzamelingen?
Op de terugweg – nadat ik een klein
stukje met Toon en zijn rolstoelgebonden gast opliep – ben ik diep in
gedachten zodat ik nauwelijks acht sla op mijn omgeving. Totdat een fietser vóór
mij, afstapt en in de berm gaat staan en ik achter mij de zware brom van een vrachtwagen
hoor. De berm vormt een vrijplaats om ons te laten passeren.
Peter, er
is nog één ding dat ik je moet zeggen: nu ik daarstraks aan ‘Aardzee’ dacht – fluisterde jij mij dat
in? – ga ik dat opsporen. Het wordt hoog tijd dit prachtige verhaal opnieuw te
lezen. Het zal mij zeker troosten!
Mooi.
BeantwoordenVerwijderen