dinsdag 10 december 2013

Kunstje

Rein en Martien uit Nijmegen, tref ik terwijl zij zich klaarmaken om te gaan vissen. Zij parkeerden voor het fruitbedrijf van de familie Engelen. Het lijkt niet gemakkelijk om, steunvindend aan de geopende klep van de bagageruimte waaruit de sprieten van een paar hengels steken, in die lange smalle laarzen te komen. Nadat wij oppervlakkig kennis maakten vraag ik hen wat zij denken te vangen. Dat kunnen zij niet precies zeggen: “Hopelijk willen ze bijten,” zegt Martien, “het lijkt er een mooie dag voor te worden!”
En daarin heeft hij gelijk, in het westen kleurt de hemelkoepel azuurblauw en wordt een smalle wolkenband oranjeroze belicht door de zon die zelf nog achter de horizon schuil gaat. Ik wens hen succes en keer in gedachten weer terug naar de zelfbewegende kunst van Theo Jansen terwijl ik verder ren richting Tacitusbrug.
Het waren verrassende beelden die via de TV Show van Ivo Niehe over het televisiescherm rolden. Wij hadden zoiets nog nooit gezien, terwijl de kunstenaar daar al sinds 1990 mee bezig is en inmiddels over de hele wereld bekend. Die onwetendheid overkwam meer landgenoten. Zo hoorden wij een Amerikaanse dame zeggen dat zij thuis het werk van Theo Jansen zag en daar zo door verrast dat zij het van nabij wilde zien. Daarom belde zij haar Nederlandse vriendin. Maar die kende de kunstenaar niet en had er ook nooit iets over gehoord of gezien.
Ik had al wel eerder over het bestaan van bewegende kunst gehoord. Bewegende kunst, daarmee zou vast en zeker geen ‘living statue’ bedoeld zijn, dacht ik toen, want zo’n beeld leeft wel maar bewegen is daarbij juist niet de bedoeling. Het beeld dat ik mij daar toen bij vormde bestond uit een perpetuum mobile opgebouwd van continue bewegende schilderijen: aan de ene zijde kleinere werken, kleiner in omvang bedoel ik, van bijvoorbeeld Vincent van Gogh, Piet Mondriaan, Karel Appel en Rembrandt van Rijn die in evenwicht worden gehouden door De Nachtwacht aan de andere kant. Dat voordurende bewegen van die kunstwerken leek mij dan wel lastig als ik mijn blik op een van die werken zou willen focussen.
Nu zag ik het werk van Theo Jansen en konden mijn bewegende-kunst-beelden de prullenbak in! Een enorm gevaarte kroop of liep, met behulp van zenuwachtig bewegende ledenmaten, zelfstandig over een Nederlands strand. Het zwaaide daarbij met vaandels. Misschien ter begroeting, of vingen die vaandels wind om de energie daarvan om te zetten in de voortgaande beweging van het geheel.
Bij nadere beschouwing bleek het object nagenoeg geheel opgebouwd uit buizen van PVC. Even terzijde: ik kwam nooit verder dan het maken van een hoelahoep! Zo’n eenvoudig ding beweegt, tenminste zolang jij jouw lijf beweegt. En dat is wel een kunstje, maar weer geen kunst.
Eerst deed het kunstwerk mij denken aan een hooimachine. Die grote apparaten, door paarden aangedreven, die in de zomers van mijn jeugd door de boeren werden gebruikt om het hooi in hun weilanden bij elkaar te schrapen. Dat waren eigenlijk overmaatse harken die door de voortgaande beweging in gang werden gezet. Later moest ik denken aan insecten. Met name aan de hooiwagenspin. Kijkend naar een van zijn kleinere creaties kon ik mij voorstellen dat deze ‘hooiwagen’ beducht moest zijn op kleine jongetjes die er soms op uit zijn hun een poot uit te trekken.
Impulsief besluit ik de Tacitusbrug te nemen. Een van de bouwvakkers fotografeert de opgaande zon. Dat lijkt inderdaad zeer de moeite waard. Op het moment dat ik voor zijn camera langs ren wuif ik als een mechanisme van Theo Jansen. 
Dan zie ik de Waal. Magistraal. En geen schip te zien! Misschien kan Theo een stelsel in elkaar knutselen dat over water kan wandelen. Als hij de ‘armen’ voorziet van werphengels, dan kunnen Rein en Martien, bij slecht weer, met een goed boek lekker bij de kachel blijven zitten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten