Rennend over
een klein stukje Waalbandijk, mijn hardloopactieradius is nog beperkt tot vier
á vijf kilometer, herinner ik me een ander hardlooprondje uit de tijd dat
Ewijk, Winssen en Deest nog binnen mijn bereik lagen. Die keer fantaseerde ik, naar
aanleiding van het gevaar van piping – als kwelwater na verloop van tijd zand
meevoert, ontstaat een kanaaltje (piping) onder de dijk (dat na verloop van
tijd wijder wordt en het dijklichaam ineen kan doen storten) –, over een manier
waarop we onze rivierdijken anders zouden kunnen bouwen. Anders en beter. Voor
mijn geestesoog zag ik langs de bestaande dijk een nieuwe ‘dijk’ bestaande uit twee
rijen platen die zo diep in de onderliggende zandplaat waren gedrukt dat kwellen
niet kon optreden. Zelfs mollen en andere graafbeesten worden door deze
constructie tegengehouden. Tussen de platen, bestaande uit een nog niet
uitgevonden verbinding van koolstof en ijzer (dus uiterst flexibel en sterk), stroomt
een smal kanaal dat wordt gebruikt voor het vervoer van pakketjes (in capsules)
en voor de opwekking van energie ten behoeve van verlichting en stroomvoorziening
voor de diverse tussenstations van het nieuwe capsulevervoer (ongeschikt voor
personenvervoer vanwege het bochtige parcours). Omdat het talud binnendijks
vervalt blijven de uiterwaarden volledig gespaard.
Afgelopen extreem droge zomer leerde ons dat rivierdijken op meerdere manieren kunnen falen, namelijk
uitdrogen en verweken. Vooral verweking treedt op bij (langdurige)
hoogwaterstanden. En dát onze rivieren vaker en meer water te verwerken krijgen
is buiten kijf, zelfs als we erin slagen onze CO2 uitstoot te verminderen. Zo
meldde de Gelderlander gisteren, bij aanvang van de Internationale Dag voor de
Rivier, dat de Maasdijk onder meer tot een meter opgehoogd moet worden om onze
voeten tot 2050 droog te kunnen houden. Ophogen, steeds weer ophogen, lijkt
voorlopig het enige dat we kunnen doen.
Het benutten
van water als bouwmateriaal en het opwekken van energie, vormden toenmaals de
hoofdingrediënten van mijn denkbeeld – vooral de gedachte dat water ons kan
beschermen tegen water, vond ik bijzonder grappig, hoewel ik mijn fantasie te
gek voor woorden vond en van iedere realiteit gespeend. Nu, onderwijl de
motregen, geholpen door de wind, de klep van mijn pet omzeild, met natte
brillenglazen tot gevolg, denk ik positiever over mijn gefantaseerde beelden. Waarschijnlijk
doordat Stephen Hawkin mij, via De antwoorden op de grote vragen, kennis liet maken
met een gedachtebeeld van de toen zestienjarige Albert Einstein, waarin hij zichzelf,
Albert bedoel ik, op een lichtstraal zag reizen. Dus durf ik verder te dromen: om het hoge rivierwater te
weren zie ik nu, in plaats van de Waalbandijk, een aan de basis uitlubberende slang, die gemaakt is van een zelfherstellend siliconenachtig materiaal, gevuld met water. Het vormt een
flexibel systeem dat zichzelf aanpast aan het hoogwaterpeil door middel van zelfdenkende
ventielen die rivierwater in- en uit laten. De buitendijkse zijde van deze
slangdijk is bespoten met zonnecellen die de benodigde energie collecteren. Waanzin?
Dat is reizen op een lichtstraal toch ook? Daarover zei Hawkin: ‘Dat beeld leidde uiteindelijk tot zijn
speciale relativiteitstheorie.’
Hoe dan
ook, we hebben serieuze problemen. Nu al smelten permafrost, ijskappen en gletsjers.
Zelfs de tienjarige Mex, kleindochter van een van mijn zussen, maakt zich
zorgen (was zij iets ouder geweest, zou ze zich aangesloten hebben bij de
klimaatmars): ‘Mam, wanneer gaan we weer
skiën?’ ‘Nou, dit jaar niet.’ ‘Maar dit is misschien wel onze laatste kans. De
aarde warmt heel snel op.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten