De
chauffeur van een vrachtwagen geeft mij op de Hommelstraat alle ruimte door zoveel
vaart te minderen dat we elkaar stapvoets passeren, hoewel ik met
dezelfde vaart doorren. Wel steek ik mijn hand op om de chauffeur voor zijn
voorkomendheid te bedanken. Nog nagenietend van deze voorkeursbehandeling
bereik ik via de dijkopgang de Waalbandijk waar ik word overweldigd door het
blubberende geluid van de dieselmotoren van een zwaarbeladen containerschip dat tegen
de stroom in vaart. Het is de noordwestenwind die het verkeer op de Waal weer
een stem geeft sinds die de afgelopen weken overwegend vanuit het zuidoosten bleef
waaien. Tegelijkertijd is de Waal in vergelijking met afgelopen dinsdag, flink
gewassen zodat ik verschillende schepen tegelijkertijd in beeld krijg.
Met enig ontzag kijk
ik naar al dat water dat zich in de richting van de Noordzee spoedt. Zolang het
binnen de dijken blijft kunnen we gerust zijn, mede in de wetenschap dat Rijkswaterstaat
en het Waterschap Rivierenland de toestand voortdurend in de gaten houden en er
alles aan doen en hebben gedaan om onze veiligheid te kunnen garanderen. Daar
prijs ik mezelf gelukkig mee want dat is niet altijd zo geweest. De laatste
keer dat het water van de Waal de bewoners in het Land van Maas en Waal
bedreigde was in januari 1995. Dat werd ook wel de ramp-die-geen-ramp-was
genoemd.
Na een dagenlange periode
van hoogwater kregen de bestuurders het benauwd. De beelden van de watersnoodramp
van 1953 waarbij achttienhonderd doden werden betreurd, stond hen nog helder op
het netvlies; zoiets wil je niet nog een keer meemaken, dus besloten zij tot
evacuatie. Tweehonderdvijftigduizend mensen werden verplicht om voor een week
of langer elders onderdak te vinden. Samen met vele vrachtwagens volgeladen met
koeien, varkens en paarden stonden zij urenlang in de file, nadat zij hun
huisraad zoveel mogelijk naar de zolder hadden gesleept. Bij Ochten werd de
situatie nog erg kritiek. Velen ontvluchtten het dorp alsnog en honderden
militairen vulden zakken met zand om het verweekte stuk dijk te versterken. We
hoorden en zagen spannende reportages daarvan.
Wij werden niet verplicht
ons heil elders te zoeken. Wel werd een evacuatieplan gemaakt voor de bewoners
van het zorgcentrum en via radio en kranten werden we voortdurend op de hoogte
gehouden. Grafiekjes lieten zien hoe hoog het water in onze wijk zou stijgen
als de Waalbandijk het zou begeven. Om geen risico te lopen verhuisden
verschillende van onze buren hun spullen alvast naar de zolder. Of het
eigenwijsheid was, of koppigheid, misschien het gevoel dat we het onheil over
onszelf zouden afroepen als we aan de impuls gehoor zouden geven, ik weet het
niet meer. Hoe dan ook, we besloten alles te laten staan en domweg te
vertrouwen op onze dijk.
Na enkele dagen mochten
de evacués terugkeren en nam het leven zijn gewone loop.
Aan de boord van het sterk
gezwollen water in de Loenensche Wel
staat een zilverreiger: Katrien, dat is vast en zeker Katrien. Ik word helemaal
vrolijk van dit weerzien!
De visserman die in
de stormnacht van 13 op 14 januari 1916 in de Zuiderzee verdronk zal het onheil
niet over zichzelf hebben afgeroepen toen hij ertoe overging om altijd twee
knikkers in zijn broekzak te dragen. ‘Als ik verdrink en nadien gevonden wordt,
kun je mij altijd herkennen’ had hij tegen zijn zoon gezegd. Hij was een van de
tweeëndertig mensen die tijdens de watersnood van 1916 op zee om het leven
kwamen. Deze dagen wordt de ramp herdacht die Marken en verschillende dorpen in
Noord-Holland zwaar trof.
Achteraf hebben we
gelijk gekregen dat we in januari 1995 onze spullen beneden lieten staan, maar
het had evengoed helemaal mis kunnen gaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten