Vandaag,
honderdvijfentwintig jaar geleden, werd Anna Roozendaal geboren. Toen, in 1881,
was het vrijdag. Ik kende haar als opoe Bakker, de moeder van mijn moeder. Mijn
herinneringen aan haar bestaan slechts uit vage beelden en indrukken: een oude
vrouw, grijs, somber gekleed, indrukwekkend en een beetje autoritair, veel
strenger in ieder geval dan die andere opoe.
Joggend langs de Waalbandijk, waar enkele Rode Geuzen
geplaagd worden door Asmo, de jonge herdershond die een paar maanden geleden een
aantal schapen de schrik op het lijf joeg (zie: ‘Balanceert’),
voel ik opnieuw spijt over gemiste kansen waarop ik met mijn moeder had kunnen
praten. Tijdens mijn kinderjaren was ik veel te veel bezig met zo snel mogelijk
‘groot’ worden, en later hield ik me voornamelijk bezig met mijn werk en gezin.
In die jaren was geen plaats voor opoe Bakker, speelde het verleden geen enkele
rol. En nadat Moe veel te vroeg overleed was het voor mij te laat om vragen te
stellen.
Dat opoe in Enkhuizen werd geboren weet ik van haar
bidprentje: ‘In Memoriam’ staat onder
haar portretje, en op de achterkant ‘Moederlijke bezorgdheid voor het geluk van haar kinderen tekende
het leven van deze stille, ernstige en gelovige vrouw. Het was juist deze zorg,
die haar nog gehecht deed zijn aan het leven, zolang zij kon menen dat haar
taak als moeder nog niet volbracht was. Toen ze eenmaal wist dat God haar opriep
voor de eeuwige rust, gaf zij zich geheel over, in het vertrouwen dat haar
leven en sterven vruchtbaar zou zijn voor de kinderen. Met haar echtgenoot
verenigd bij God zal zij in het zicht van Gods Glorie de moeder blijven in de
Hemel.’
Gisteren ontdekte ik via internet dat, iets meer dan honderdvijfentwintig
jaar geleden, op 19 november 1880, in Enkhuizen een vereniging werd opgericht
ter bevordering van de tuinbouw en plantkunde. Een
van de twaalf heren oprichters was een zekere C. Roozendaal. Kijk, dat zou zomaar
de vader van Anna hebben kunnen zijn! Anna trouwde met de twee jaar oudere Remmert
Bakker (die tuinder was!), de opa die ik nooit heb leren kennen omdat hij een
paar jaar voor mijn geboorte overleed. Simon, ome Sieme, de oom waaraan ik mijn
roepnaam dank, was hun eerste kind. Hij werd tijdens de vroege lentedagen van
1905 geboren en nam het tuinbouwbedrijf in Obdam van zijn vader over (mijn
moeder (1914) was hun zesde kind en na haar kwam er nog een meisje.)
Jammer dat ik niet weet waar, wanneer en hoe Anna en
Remmert elkaar hebben ontmoet. Reizen was in die jaren geen sinecure. Lopen,
paard en wagen, de trekschuit of de paardentram – de reis van Enkhuizen naar
Hoorn duurde twee uur en kostte dertien stuivers! –, erg veel meer
mogelijkheden waren in die tijd niet voor handen. Daar kwam de stoomtram bij: in
1881 verleenden de gemeenten Hoorn en Enkhuizen een vergunning aan de Werst-Friesche
Tramweg Maatschappij.
Opoe Bakker overleed op dinsdag 7 juni 1955. Ik was
acht jaar en herinner mij het feest van haar begrafenis. Niet alle zestien
Dekkertjes waren daarbij vertegenwoordigd, denk ik – mijn oudste zus was bijna
twintig jaar en mijn jongste broertje acht maanden oud – maar we waren wél met velen!
Na de dienst – waarvan ik mij niets herinner –, de lekkere sneden krentenbrood en
limonade uit een zinken kroes, maakten we een spannende vaartocht door de
sloten van Obdam. Ik herinner mij dat een van mijn zussen, Gré meen ik, vanaf
de leuning van een van de bruggetjes toch nog een plaatsje in de boot wist te
veroveren!
De Rode Geuzen trekken zich van Asmo niets aan, hoe
hij ook zijn best doet, zij grazen kalm door en, als om haar minachting voor
het opgewonden huisdier tot uiting te brengen, tilt een van hen haar staart op
en …! Zou Anna hier ook om hebben gelachen?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten