Ook al zou het vriezen, wat normaal zou
zijn voor deze tijd van het jaar (maar wat het beslist niet doet), dan nog had
ik hier op de Dijk, rennend langs Waal en uiterwaarden, de warmte gevoeld die
ik nog geen twee uur geleden uit de bioscoop meebracht. Vanaf het moment dat ik de verhaallijn te
pakken kreeg, of de verhaallijn mij, kon ik weer geloven als een kind. Dat de
film in 3D werd vertoond, gaf nog een extra dimensie: ik meende dat de laatste
ijskristal die vlak voor de aftiteling de zaal in vloog, het speciaal op mij
had gemunt. Toen het precies op mijn neusbrug landde, verbaasde het mij dat ik de
kou ervan niet voelen kon!
Bij Bakker
Bart, koffie, limonade en gebak, hadden we – Niek en Koen met oma en opa – voldoende stof om na te praten. We voelden sympathie
en aanvankelijk ook medelijden, met Jack Vorst de geest van de winter. Immers,
hoe herkenbaar om zodanig genegeerd te worden dat men als het ware dwars door
jou heen loopt? Af en toe moesten we zelfs een traantje laten, hoewel Niek en
Koen daarvan minder last zullen hebben gehad. En we konden alle vier de enorme
Kerstman, qua geanimeerde gestalte en stem (van Jack Wouterse), naadloos op
onze Sinterklaas plakken. De kwebbelgrage Tandenfee en spraakloze Klaas Vaak bezaten
aandoenlijke gestalten in de vorm van respectievelijk een veelkleurige kolibrie
en een grote maïsgele imitatie van een Romeinse keizer, met een vollemaansgezicht
gevat in een krans van manestralen. Tot slot de geest van de Paashaas. Dat hij aanvankelijk
bepaald geen lieverdje acteerde, was slechts schijn.
Deze vijf helden namen het op tegen Pitch. Dat werd nog spannend want die boze geest had de zieltjes van alle kinderen op aarde reeds verziekt, op één na. Dat laatste kind behield zijn geloof in de Paashaas, de Tandenfee, Klaas Vaak en de Kerstman. Én hij leerde de Wintergeest kennen. Eind goed al goed!
Deze vijf helden namen het op tegen Pitch. Dat werd nog spannend want die boze geest had de zieltjes van alle kinderen op aarde reeds verziekt, op één na. Dat laatste kind behield zijn geloof in de Paashaas, de Tandenfee, Klaas Vaak en de Kerstman. Én hij leerde de Wintergeest kennen. Eind goed al goed!
De Waal is sinds vorige week dinsdag
flink doorgezwollen, stiekem een halve meter de dijk op geklauterd. Het
prikkeldraad langs de schapenweiden hielp daar weinig tegen. Ook binnendijkse wielen en
plassen zwellen sluipend mee. Nu weet ik zeker dat de gemeente de
zware betonnen roadbarriers bij het bruggetje in de Uiterwaard plaatste vanwege
het openen van de sluis. Als gevolg daarvan kreeg de rivier meer ruimte en dobberen
honderden ganzen op de weilanden tussen Dijk en Uiterwaard (tussen winter- en zomerdijk).
Terug naar Bakker Bart: genietend van mijn koffie en gebak vraag ik Koen en
Niek naar hun geloof in de feeën. Koen denkt diep na – tot voor enkele maanden
geloofde hij nog in het bestaan van Sinterklaas – dan tekent opluchting zijn
gezicht: “Het kindje Jezus, dáár geloof ik nog in!” Het woordje ‘nog’ valt
nadrukkelijk. Tijd om daarover na te denken krijg ik echter niet: “En jij, opa?”,
vraagt Koen, “geloof jij in het Kindje Jezus?” Een gewetensvraag waar ik handig
omheen weet te manoeuvreren.
Nee, de Tandenfee speelde in het leven van onze kleinkinderen geen grote rol. Koen memoreert de Spenenfee: zij hielp hem immers van zijn fopspeen af! Iets van de laatste jaren: aan die ‘gekkigheid’ deden wij niet mee. Wij, zestien Dekkertjes, sliepen in, al dan niet duimend en schaapjes tellend. Een voor een werden we groot aan moeders borst. Moe kolfde zich soms waarna zij een flesje vulde. Ik bekeek dat vol ontzag. Zo’n vol flesje mocht ik een enkele keer aan mijn jongste zusje of broertje geven (en wat duurde dat eindeloos lang met zo’n slappe speen!) Maar dat is een ander verhaal.
Nee, de Tandenfee speelde in het leven van onze kleinkinderen geen grote rol. Koen memoreert de Spenenfee: zij hielp hem immers van zijn fopspeen af! Iets van de laatste jaren: aan die ‘gekkigheid’ deden wij niet mee. Wij, zestien Dekkertjes, sliepen in, al dan niet duimend en schaapjes tellend. Een voor een werden we groot aan moeders borst. Moe kolfde zich soms waarna zij een flesje vulde. Ik bekeek dat vol ontzag. Zo’n vol flesje mocht ik een enkele keer aan mijn jongste zusje of broertje geven (en wat duurde dat eindeloos lang met zo’n slappe speen!) Maar dat is een ander verhaal.
Tja, Koen, het kindje Jezus! Mijn
geloof verdween. Nu, als agnost, geloof ik niet in een God als onze schepper én
kan ik niet overtuigend beweren dat er geen God is. Jo Wijnen zet dit helder
uiteen in zijn column ‘Seculier’, maar
hoe vertel ik het aan mijn kleinkinderen?
Daarover peinzend vliegt een brigade ganzen recht over mijn hoofd terwijl ik de dijk verlaat. Negentien vogels vormen een volmaakte V, perfect passend bij kerstavond. Ik voel het, ook voor mij een teken: je bent op de goede weg Simon!
Daarover peinzend vliegt een brigade ganzen recht over mijn hoofd terwijl ik de dijk verlaat. Negentien vogels vormen een volmaakte V, perfect passend bij kerstavond. Ik voel het, ook voor mij een teken: je bent op de goede weg Simon!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten