vrijdag 1 juni 2012

Zestien

Opnieuw is het bewolkt, het regent licht dus is er extra zuurstof. Heerlijk om te lopen, hoewel het jammer is dat mijn bril niet is voorzien van een wiswas installatie. Bij de overstortvijver op de Tempelstraat is ‘de ooievaar’ opnieuw langs geweest. Het resultaat is acht jonge eendjes, waarschijnlijk een tweede nestje. Dat zal helaas betekenen dat het eerste mislukt is. Als zij mijn gestalte gewaar worden dringen de geelgestreepte beige bruine donsballetjes zich piepend rond hun moeders verenrok.
Vandaag is de dag van Paul Beuk, de Limburgse bioloog. Naar hem werd een nieuwe soort strontvlieg vernoemd: de Azelia beuki. Het maakt Paul onsterfelijk, tenminste in de wereld van de entomologen. Een Russische collega van Paul vond deze nieuwe vliegensoort in Thailand. Het is eervol als een dier vanwege je verdiensten jouw naam krijgt, ook als het om slechts een kleine ordinaire strontvlieg gaat. Ordinair is niet juist uitgedrukt: deze vlieg is bijzonder omdat hij zijn levenscyclus afstemt op olifantenpoep. Volgens de Maastrichtenaar Beuk is het uitzonderlijk dat dit insect, slechts drie millimeter lang, onze grootste zoogdieren volgt vanwege hun drollen. Het is grappig dat er een liedje bestaat waarin over de wederwaardigheden van een strontvlieg wordt vertelt: het komt helaas in een straal olifantenzeik terecht en belandt, vanwege de kracht van de straal, helemaal in Londen. Hé, misschien was deze vlieg allang bekend, alleen wist de liedjesschrijver niet dat het om de Azelia Beuki ging!
Terzijde: het is heel wat prettiger om vanwege een passie voor strontvliegen in het nieuws te komen dan vanwege oplichtingpraktijken. Dat overkwam een penningmeester van een parochie. Hij verduisterde honderd zestigduizend euro omdat “hij het geld nodig had vanwege zijn zaken.” Riky en ik hadden het er over tijdens de afwas. Zulke berichten vallen ons op vanwege een van mijn rollen bij de Zonnebloem. “Zou hij dit hebben gebiecht?,” vroeg Riky zich af. Natuurlijk, zei ik haar, een katholieke penningmeester! Wat wil je? Die is direct naar de biechtstoel gelopen, maar pas nadat hij door de mand viel. Waarschijnlijk heeft hij bij thuiskomst, na zijn biecht bedoel ik, de bankrekening van de parochie snel gecontroleerd om na te gaan of zijn zonden hem daadwerkelijk zijn vergeven.
Langs de nevengeul tref ik weer het groepje verwilderde ganzen. Het groepje is nog steeds compleet: zestien. De witten, de bonten en de natuurlijk gekleurde grauwe ganzen. Geen ontbreekt. Maandenlang hadden zij hier zo’n beetje een vast stekje. Af en toe, tijdens strenge vorst, mistte ik hen, vonden zij wellicht elders beschutting, en vroeg ik mij af of het nog wel goed met hen ging. Tijdens de broedperiode was ik ze kwijt. Als groep bedoel ik. Soms zag ik enkele vogels waarvan ik mij afvroeg of het om leden van de zestien ging. Als zij tijdens hun afwezigheid kleintjes hebben opgevoed dan zijn die nergens te bekennen.
Op de terugweg peins ik nog over Paul’ passie voor strontvliegen. In ons ouderlijk huis hingen geregeld vliegenvangers aan het plafond. Van die lange papieren strips, verzadigd met lijm en een goedje waar vliegen dol op zijn. Het was geen overbodige maatregel in de nabijheid van boerderijen. Binnen de kortste keren zaten die dingen vol slachtoffertjes die urenlang vruchteloos poogden weg te komen. En soms zat het gewikkeld in de haren van dit kleine jongetje. Die omstandigheid gaf een perfecte gelegenheid om de gevangen insecten te bestuderen. Helaas niet gedaan. Een gemiste kans om een hartstochtelijke liefde voor strontvliegen te ontwikkelen!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten