Het kwaken van een
kikker rijdt de stilte uit elkaar en laat tegelijkertijd het gedachtetreintje
ontsporen waarin ik me tot nu kalm liet voorthobbelen. De lawaaischopper, hij ligt
in het kleine wiel langs de Waalbandijk net voorbij het fruitbedrijf van de
familie Engelen, pompt onafgebroken zijn kwaakblaas vol lucht om hem vervolgens
weer luidruchtig leeg te laten lopen. Ondanks diens furieuze aandachttrekkerij lukt
het me niet hem te lokaliseren, terwijl hij wel de herinnering wekt aan zijn
ongelukkige soortgenoot die onopgemerkt in onze schuur belandde. Ik ben de
kleine waterplas nog maar net gepasseerd of de blaaskaak valt stil. Vanwege
twee brutale vogels krijg ik geen tijd me daarover te verbazen.
Ze zitten, fier maar astrant,
bovenop de Phoenix, het
hooggeplaatste beeldhouwwerk van Nur Tarim. De een balanceert op de rechter onder-vleugel
de ander op de top van diens omhoogstekende linker vlerk. De kraaien, want dat
zijn het, houden over de staart van Feniks turend, mijn komst angstvallig in
het oog. Hun brutaliteit en onsportiviteit lijkt sterk op hetgeen sommige
Ajaxfans aan de dag legden na het roemloze verlies tegen het laag op de
ranglijst geplaatste De Graafschap (zelfs Sjaak Swart, nog wel dé mister Ajax, zegt
te hopen dat De Graafschap zal degraderen!) Zij, zowel de vogels als sommige
fans van de afgetroefde Amsterdamse voetbalclub, tonen weinig of geen respect
voor de schoonheid van kunst – hoewel ik Bryan Smeets de treffer niet zag maken
moet het in alle opzichten ‘n mooie zijn geweest! Terwijl ik hen nader zie ik
dat de kraaien twijfelen: ‘Zitten we hier nog wel veilig voor die nare jogger?’
Aangekomen bij de
paal met daarop het kunstwerk met de kraaien, zie ik hun toegenomen
onzekerheid. Evengoed houden zij vol en terwijl ik passeer zie ik de rust in
hun zwarte lijven weerkeren, maar ik ben nog maar zo’n vijftig meter verwijderd
als hun spottende lach weerklinkt: ‘Grhaaaaaaa, grhaaaaaaa…!’ Onderwijl ik hun lach
figuurlijk beantwoord glij ik weer terug naar onze onfortuinlijke kikker…
Het was de laatste
dag van Snuf’ logeerpartij. Snuf is de cavia van onze kleinzoon Koen, die met
zijn ouders, broer en zusje op Texel van een weekje vakantie genoot. Als een
goede gastheer wil je zo’n huisdier en zijn onderkomen natuurlijk weer schoon bij
het baasje terugbezorgen.
Goed. Terwijl ik mij met de bak van zijn kooi bezig hield verkende Snuf een
klein gedeelte van ons terras, voor zover het gaas hem dat toestond. Met een
plamuurmes schraapte ik ondertussen het vuile zaagsel van de bodemplaat los om het in de
groene kliko te kunnen deponeren. Dat ging minder handig dan gedacht: de kliko,
die een vast plaatsje in onze schuur heeft, is iets smaller dan de bodemplaat
breed is, met als resultaat dat een deel van het vuile zaagsel naast de bak
viel. Stoffer en blik boden uitkomst. Toen vond ik de kikker.
Aanvankelijk herkende
ik het lijkje niet als dat van een kikker. Laat ik het zo zeggen, het was minder
kleurrijk dan de kikkers die ik af en toe op ons terras ontmoet en leek ook in
niets op hetgeen de figuratieve schilder Jasper Oostland gewoonlijk penseelt.
Sterker nog, alle kleur was uit het arme kikkerlijf verdwenen. Evenals zijn
spieren, vlees en organen. Wat ik voor mij zag was niets minder dan het
gemummificeerde lijf van de vrolijke springer die het eens was geweest. Voor
een ogenblik speelde de fotograaf in mij op. Maar een foto maken van zo’n uitgemergeld
lijkje dat gedeeltelijk bekleed is met door cavia-urine doordrenkt zaagsel, is
niet echt een aantrekkelijke opdracht. Zodoende negeerde ik de fotograaf en
veegde met droef gemoed en gepaste eerbied het overblijfsel in de afvalbak.
Nu, rennend langs de
Waalbandijk en genietend van het kikkerkoorwerk uit een verderop gelegen poel, hoop
ik dat de uitgedroogde amfibie tenminste haar eieren of zijn sperma heeft
afgezet voordat het zo’n tragisch einde vond!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten