Naar aanleiding van een
tip van Thijs ben ik hard op weg in ‘De
welwillenden’, een verslag van een foute Duitser, de SS’er Max Aue, over diens
aandeel in de Endlösung der Judenfrage. Het omvangrijke boekwerk, duizend
pagina’s, is het Franstalige debuut van de joodse Amerikaan Jonathan Littell. Het
boek is bekroond met de Prix Goncourt en is gelukkig in het Nederlands vertaald
(oktober 2015) want het Frans waarover ik beschik is nog minder dan rudimentair.
Hard-op-weg wil in
mijn geval zeggen, bijna halverwege.
Terwijl ik over de
Waalbandijk ren keer ik terug naar dat boek. Niet naar het verhaal zelf maar naar
wat het bij mij losmaakt. Tijdens het lezen word ik namelijk regelmatig
herinnerd aan aspecten vanuit deze duistere periode. Natuurlijk geen persoonlijke
herinneringen, ik ben immers na afloop van de Tweede Wereldoorlog geboren. Vooral
de gedachte aan een bijzondere en misschien wel lugubere vondst die ik samen
met een jeugdvriend deed speelt door mijn hoofd.
Ik weet niet of ik
Hans vertelde over het vliegtuig dat achter het kerkje van Wadway is
neergestort voordat we gewapend met schoppen het land van zijn vader introkken.
Misschien wel. Misschien was het zelfs de aanleiding om op zoek te gaan op de
plaats waar in de Tweede Wereldoorlog een foute Nederlander of foute Duitser illegaal
begraven zou zijn. Hans had erover horen vertellen en op zijn beurt maakte hij
mij deelgenoot van dit spannende verhaal. Mijn vriend had de vermoedelijke
begraafplaats al ontdekt: een laagte in een stuk grond dat bestemd was voor
suikerbieten. Natuurlijk had hij niemand over zijn plan verteld en al helemaal
geen toestemming gevraagd. Daarom nam hij me via een omweg mee. Op
weg daarnaartoe beweerde hij dat de grond was ingezakt omdat het lichaam dat
daar werd begraven grotendeels zou zijn vergaan. Onbewust had ik eenzelfde
verdieping verwacht, maar bij de bewuste plaats aangekomen bleek de uitholling teleurstellend
veel kleiner dan dat wat het neergestorte vliegtuig achter het Magdalenakerkje had
veroorzaakt. Hier geen grote ondiepe ronde kuil met een verhoogde rand
daaromheen. Je moest zelfs heel goed kijken om het verschil met de omgeving te
kunnen zien.
Terzijde: steevast na een paar
uurtjes vissen, zwemmen of wilde-eenden-eieren uit de knotwilgen rapen die langs
de sloot op het land van Broers stonden, zochten mijn broer en ik de plek van
de crash af naar achtergelaten stukjes van het vliegtuig. Ik weet niet of we
ooit een herkenbaar brokstuk vonden. Toen wisten we ook niets over het
vliegtuig noch over de bemanningsleden. Evengoed vonden we het een spannende
plaats. Nog niet eens zo lang geleden ontdekte ik dat er in 2010 een monument werd
opgericht ter nagedachtenis aan de piloot en de twee bemanningsleden die hier omkwamen
toen hun bommenwerper, een Short Stirling, door een nachtjager werd neergeschoten
Terug naar het graf: ik weet niet meer hoe
lang of hoe diep Hans en ik hebben gegraven, maar tenslotte vonden we gelig
witte botten. We spraken erover dat we de politie moesten informeren maar of we
dat ook hebben gedaan, ik weet het niet. Ook weet ik niet meer of de botresten inderdaad
van een mens afkomstig waren. Misschien waren het varkensbotten, misschien
betrof het een begraafplaats met de resten van een illegaal geslacht dier. Wie
weet?
Wij wisten eigenlijk niets
over de oorlogsjaren die tijdens onze kinderjaren nog maar net voorbij waren.
Pas bij het schrijven van onze familiekroniek (2011) hoorde ik van mijn oudere
broers en zussen over onderduikers. En eind vorig jaar, bij het uitkomen van de
elfde editie van ‘Stichting Historisch Spanbroek – Opmeer’ las ik over spannende
wapendroppingen in weilanden aan de Zomerdijk en leerde ik dat meer woningen
van Wadway’ers, waaronder cafĂ© De
Stoomboot, plaats aan onderduikers boden.
Gedachten aan deze
gebeurtenissen in en rond
mijn ouderlijk huis komen af en toe op terwijl ik over Maximilian Aue lees. Eerdaags
als ik in Wadway ben ga ik het ‘Monument Stirling W7530’ bezoeken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten