De kraai even
verderop, hij verkeert in het gezelschap van twee soortgenoten, mankeert wel
degelijk iets. Hij loopt met een hupje en ik kan duidelijk zien dat zijn
rechterpoot een beetje scheef staat. Het lijkt ook korter en dunner dan zijn
linker. Het doet mij aan mijn zwager denken. Gister kwamen hij en mijn zus
onverwacht op verjaardagvisite. Kees vertelde dat de dokter al snel in de
gaten had dat zijn ene heup hoognodig aan vervanging toe was: ‘Laat je broek
maar even zakken,’ liet de arts hem vanachter zijn bureau weten. Kees deed
braaf wat hem was opgedragen, maar mocht hem halverwege al weer ophijsen: ‘Ik
heb ’t al gezien’, had de orthopedisch specialist gezegd. Zijn ene been was dan
ook beduidend dunner dan het ander, dat van Kees bedoel ik, omdat hij dat al
lange tijd niet of veel minder belastte! Versleten kraakbeen in het
heupgewricht is blijkbaar behoorlijk pijnlijk.
Dat euvel was sluipenderwijs
ontstaan vanwege de Kattenbakkenthuiscentrale, het handeltje dat mijn zwager,
samen met mijn zus, had opgezet nadat hun Amsterdamse kruidenierswinkel niet
langer liep – de opkomst van grote zelfbedieningen hadden het ‘buurtwinkeltje’
de das omgedaan. Nadat Kees en Gré afscheid
van hun winkel hadden genomen moest er een andere broodwinning gevonden worden.
Kees, als zoon van een cafébaas, kon goed met mensen omgaan en dat kwam voor
een handeltje met zakken kattenbakkengrit goed van pas. Twintig kilo wogen die
dingen. Dat zijn zaken die je in een stad als Amsterdam niet gemakkelijk zelf
in een winkel gaat halen. Het bleek een gat in de markt!
Aanvankelijk bestelde
Kees tien zakken. Acht klanten mocht hij bedienen. Het werden er allengs meer.
Gré nam de administratie en de telefoon voor haar rekening. Ik hoor haar nog
reageren: ‘Met de kattenbakkenthuiscentrale, zegt u het maar…’, als ik haar in
die jaren belde. Kees bezorgde de zakken aan huis. Dat betekende dat hij die logge
zakken, smalle en hoge trappen op moest sjouwen. Liften waren nog een zeldzame
luxe! Altijd lei hij er een op dezelfde schouder, een tweede zak onder zijn
arm. Zo ging dat, tot het niet meer ging. Op het eind bezorgden ze bij achthonderd
klanten door heel Amsterdam. De pijntjes in zijn heup speelden steeds nadrukkelijker
op zodat hij zijn been ging ontzien. Dat betekende uiteindelijk ook het einde
van de Kattenbakkenthuiscentrale, het einde van de enige
kattenbakkenthuiscentrale die ik ooit heb gekend!
Nu ik hier langs de
Waalbandijk ren realiseer ik mij dat ik mijn zus waarschijnlijk nooit heb verteld
hoe trots ik toen op haar was, toen zij met haar man een kruidenierswinkel in
Amsterdam begon – het zal in 1962 zijn geweest, in het jaar dat zij met Kees
trouwde. Ook gisteren heb ik het haar niet verteld, dus neem ik me voor dat bij de eerstvolgende gelegenheid te doen.
Grote zus, ik
bewonderde jouw moed!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten