dinsdag 24 januari 2017

Pindakaas

Natuurlijk had ik bij mijn ontbijt een boterham met pindakaas moeten besmeren. Immers, dat doe je als het voor de allereerste keer nationale pindakaas-dag is, boterhammen met pindakaas eten (het werd echter de gebruikelijke boterham met pure hagelslag.) Dat realiseer ik mij pas als ik het einde van de Kloosterstraat bereik. Terwijl ik langs de b&b, ‘Bed of Flowers’ ren, weet ik dat ik over een paar uur een tweede kans krijg.
Het is een uitzonderlijk grijze dag. Het mooie rivierenlandschap wordt verhuld in nevels. Alles is grijs waardoor de hardloper in een geel trainingsjack extra opvalt. Aan zijn groet hoor ik dat hij mij kent, waarschijnlijk. Frans? Pas nu ik de man in het gele jack gepasseerd ben weet ik dat het Frans was.
Via de radio hoorde ik gisteren de enthousiaste eigenaar van een pindakaaswinkel, Michiel Vos, over pindakaas vertellen. Met en zonder nootjes! Via Lonely Planet weten zelfs toeristen dit unieke Nederlandse winkeltje in de Czaar Peterstraat te vinden. Het nieuwste product van de Amsterdamse pindakaaswinkel mag er ook zijn: Pindakaas met rum en rozijnen! Vooral in Amerika, Canada, Engeland, Duitsland, Suriname en Nederland wordt pindakaas gegeten, maar dan wel in grote hoeveelheden. Met pindakaas schijnt het zo te zijn, je houdt ervan of je hebt er een hekel aan. Een tussenweg is er niet. Hoe dat met mij zit weet ik eigenlijk niet. Af en toe eet ik een boterham met pindakaas, waarmee ik waarschijnlijk tot de groep ‘houdt ervan’ behoor. Met een pot kan ik ongeveer een jaar toe. Heel wat langer trouwens dan de spreeuwen van Wouter, die kunnen wel een pot per dag aan (zie ‘Spreeuwenpot’). Het liefst smeer ik eerst een dun laagje sambal op mijn boterham, daarover pleister ik een laag pindakaas en vervolgens bestrooi ik het geheel met uiensnippers.
Aan pindakaas heb ik nooit diepe gedachten besteed. Voor mij was het er altijd en hoort het smeuïge goedje evengoed bij Nederland als klompen, tulpen, schaatsen, koeien en kaas. Maar pinda’s groeien niet in Nederland. Als ik over pindakaas had nagedacht had ik me president Jimmy Carter herinnerd. Hij was namelijk een van de grote pindaboeren in Amerika. Dus toen ik Michiel Vos hoorde vertellen dat pindakaas pas tijdens de Tweede Wereldoorlog in Amerikaanse voedselpakketten naar Nederland is gekomen, keek ik daar niet echt van op. Volgens Wikipedia experimenteerde ene John Kellogg met een pindaoverschot en ontwikkelde daarmee toevallig pindakaas. Dat was in 1893.
Het duurde dus meer dan vijftig jaar voordat dit populaire Amerikaanse broodbeleg naar Nederland kwam. Maar die verloren tijd hebben wij Nederlanders vast en zeker ingehaald! Met dank aan Evert van Benthem. Hij leerde ons in de jaren tachtig dagelijks via een televisiespotje: ‘Ze zeggen dat je er sterk van wordt, van pindakaas.’
Pindakaas, wie is er niet groot mee geworden!
Op de Tempelstraat tilt een jonge vrouw haar hondje op en stopt het in een wandelwagentje, nadat het zijn behoefte deed. Het beestje wordt zorgvuldig met een dekentje toegedekt. Ik heb de indruk dat zij met haar huisdier omgaat als was het haar kindje. Zo meteen, als zij thuiskomt, smeert ze wellicht een boterham met pindakaas, snijdt het in kleine blokjes en voert het haar lieveling met een vorkje.
Nu ik dit schrijf realiseer ik me dat ik bij de lunch ook de tweede kans niet heb benut. Helaas pindakaas!



1 opmerking:

  1. "Je houdt ervan of je hebt er een hekel aan. Een tussenweg is er niet." Als je een jaar met een pot pindakaas kunt doen, bewijs je daarmee dat er wel degelijk een tussenweg is: je bent een matige liefhebber. (ik ook trouwens, heel af en toe eet ik een boterham met pindakaas en komkommer)

    BeantwoordenVerwijderen