dinsdag 25 maart 2014

Thermosfles

Een passage over een bijna noodlottig ongeval bij het parachutespringen, in het voorwoord van het verhaal van neurochirurg Eben Alexander over zijn reis naar het hiernamaals (in ‘Na dit Leven’), bracht mij terug in mijn eerste Volkswagen Kever. Herinnerde mij aan een ervaring tijdens een ongeval die ik misschien wel eens met anderen heb gedeeld, maar aan de werkelijkheid daarvan ik ben gaan twijfelen. Ik heb mij regelmatig afgevraagd of het wel is gegaan zoals ik het mij herinnerde en na verloop van tijd liet ik het los. Vergeten ben ik het nooit. Dank zij de ervaring van Eben Alexander weet ik dat ik het mij herinner zoals het werkelijk is gegaan. Dit ging er aan vooraf:
In het najaar van 1966 rijd ik in mijn kevertje naar mijn werk in Heerhugowaard. Hoe lastig dat ook is, ik blijf ruim onder de maximale snelheid want in de nacht heeft het licht gevroren. Na een paar honderd meter op de Kaag tussen Spanbroek en Obdam, zie ik aan de linkerkant van de weg bij de dam van een boerderij, een chauffeur van een vrachtwagen van zuivelfabriek Aurora, die een paar fietsers laat passeren en vervolgens zijn portier opentrekt om weer achter het stuur te klimmen. Even daarvoor heeft hij een aantal lege melkbussen afgezet en volle met de melkgave van deze morgen ingeladen.
Ik laat automatisch het gas los ondanks de verwachting dat de melkrijder mij voldoende ruimte zal geven. Een dot grauwe stoom uit de uitlaat laat echter zien dat de vrachtwagen op gaat trekken. Om uit de berm te komen stuurt de chauffeur het gevaarte ruim over de as van de weg en verspert daarmee mijn vrije doorgang. Deze onverwachte manoeuvre dwingt mij tot een keuze: remmen of uitwijken naar de berm. Ik kies voor het laatste vanwege mogelijke gladheid. De zachtheid van de berm remt mijn auto te veel aan een kant zodat ik tegenstuur geef. Mogelijk iets te veel: terwijl ik weer terug op de weg kom voel ik dat ik in een slip raak…
Alexander schreef de manier waarop hij een fatale botsing met een collega-parachutist kon voorkomen, aanvankelijk toe aan het gelukkige bezit van een buitengewoon instrument; zijn hersenen. Maar zijn reis gedurende zijn diepe coma (hersendood) leerde hem dat een ander deel van hem in actie was gekomen. Een deel dat snel kan handelen omdat het niet vastzit in de tijd zoals ons lichaam en onze hersenen daarin vastzitten. Ik kon dat met hem meevoelen:
Op het moment dat mijn Volkswagen in een slip raakt krijg ik het sterke gevoel dat de plaats waar ik zit niet veilig is. De passagiersstoel is beter. Om daar te komen moet ik over de console klimmen waarin handrem en versnellingspook zijn opgenomen. Ik ben bang dat ik dat niet haal. Toch aarzel ik niet. Mijn broodtrommeltje en thermosfles schuif ik van de zitting van de passagiersstoel onderwijl ik mijn rechterbeen zo hoog mogelijk over de ver uitstekende versnellingshandel heen til. Ik land op mijn rechterheup en trek mijn linkerbeen bij. Maar de versnellingspook zit een beetje in de weg…
Terwijl ik over de Hommelstraat ren, weer op weg naar huis, weet ik weer hoe toenmaals de tijd in mijn Kevertje stil leek te staan, zo traag verliep dat ik voldoende tijd kreeg om mijzelf in veiligheid te brengen.
Er is geen geluid. De tijd rekt zich uit tot ook mijn linkerbeen vrij komt. Mijn plaats achter het stuur wordt ingenomen door de boom waaromheen mijn auto zich krult…
Mijn eerste gedachte ging uit naar mijn thermosfles. Die leek nog intact maar was gebroken. Ik weet nog dat ik dat jammer vond. De voorruit, ook nog heel, lag op de kofferdeksel. Als ik niet tot het besef was gekomen dat ik daar weg moest zou ik dit verhaal nooit hebben kunnen opschrijven. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten