Vandaag is
de verjaardag van Niek. Twaalf jaar geleden, op de dag dat wij onze
grootouderrol kregen toebedeeld, was het al behoorlijk warm toen de telefoon
ons voortijdig uit onze slaap riep en wij ons naar het buurhuis spoedden om
Niek voor de eerste keer in onze armen te mogen nemen. Vandaag voelt de
temperatuur ook lekker aan maar het zal lang zo warm niet worden. Zal Niek al
wakker zijn, vraag ik mij af, terwijl ik de Tempelstraat uit ren en voor een
paar aanstormende automobilisten de Van Heemstraweg oversteek?
Ondanks het
geraas van het verkeer, vooral die zware vuilniswagen laat zich luidruchtig
horen, klinkt overal om mij heen het gezang van vogels. Ik ben daar vandaag
extra op gespitst vanwege het treurig stemmende
artikel ‘Het laatste lied’ in
de National Geographic, over het
massaal afslachten van trekvogels die over het Middellandse Zeegebied trekken.
Nou ja, trekken zij daar nu maar overheen, dan is er weinig aan de hand. Maar
dat lukt ze nauwelijks. Ze krijgen weinig kans tegen de met professionele
jachtmiddelen toegeruste jagers: geweren, MP3-spelers met vogelgeluiden,
soortgenoten aan dunne draadjes, metalen klemmen, camouflagekleding en zo meer.
Ik ben nog maar op een derde van het artikel en word bijkans misselijk van de film
die de tekst bij mij oproept; vogeltjes die uit de bomen worden geschoten, pootjes
en vlerken hermetisch aan stokken vastgelijmd, angstig fladderend om uit netten
te kunnen ontsnappen. Naast de jacht voor het plezier – je bent geen echte kerel
als je geen geweer kunt hanteren en niet op alles schiet wat maar beweegt –
worden vogeltjes bejaagd voor menselijke consumptie, zelfs grasmussen. Hoeveel
gram vlees zal een grasmus leveren? Dertig gram? Veertig? Op de markten van
bijvoorbeeld Caïro en Tirana worden zij verhandeld. Sommige klanten hebben de
dieren liever levend zodat de handelaar de gewenste vogeltjes ter plaatse voor
hen keelt en plukt.
Vooral door de rust die rond de Waalbandijk heerst zijn overal om mij heen vogelgeluiden hoorbaar. Ik sta er van versteld hoeveel verschillende vogels ik hoor (blijkbaar betekent dit dat
ik mij gewoonlijk doof voor hen houd!). Op het schapenweitje bevechten eksters
elkaar om een of ander prooidier. Een blauwe reiger vliegt stil maar statig
over. Kraaien hakken in de berm op zoek naar engerlingen. Drie ganzen in
formatie gakken er zorgeloos op los. Ik denk aan het echtpaar Wielewaal: zij
zijn juist de Sahara overgevlogen, uitgeput en uitgehongerd, ziet hij een
schriel acaciabosje dat daar veelbelovend lonkt. Zijn felle kleuren maken hem in
zijn duikvlucht tot een duidelijk zichtbare prooi voor de bedoeïenen die hier
hun tent hebben opgeslagen. Hij fladdert dodelijk gewond in het hete zand. Zij
is kansloos als zij, gevoed door adrenaline, een woedende aanval op de
moordenaars inzet. Zij ontkomt nog ternauwernood en herneemt troosteloos haar
vlucht naar het noorden, achter haar soortgenoten aan.
Hier vinden
vogeltjes hun paradijs. En zij niet alleen: in Ede rukte de brandweer uit om
een hamster te bevrijden. Dat gebeurde in de nacht van donderdag op vrijdag.
Het toilet, waarin het diertje vast zat, werd gedemonteerd waardoor de knager gelukkig
weer zijn eigenwijze gang kon gaan. In de badkamer, want dat is zijn domein,
aldus het bazinnetje. Logisch toch?
Langs de
strang bij Ewijk realiseer ik mij, vanwege al wat hier zwemt maar niet door mij
wordt gezien – laat staan gehoord! – dat ik, wij Westerlingen, voor vissen
minder gevoel kunnen opbrengen dan voor vogels. Wij zijn dus wel hypocriet bezig
als wij de jacht op (trek)vogels veroordelen, want hoeveel haringen vangen wij
in één trek? En met uitjes smaakt hij best!
Stel dat
ik zou zijn geboren als zoon van Neptunus – een mindere zeegod mag natuurlijk
ook –, hoe zou ik dan oordelen over de visvangst? Of over vissers uitgerust met
trawlers, echoapparatuur, sleepnetten, en zo meer? Ik zou deze vreemdelingen de
oorlog verklaren!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten