vrijdag 5 juli 2013

Paradijs

Vandaag is de verjaardag van Niek. Twaalf jaar geleden, op de dag dat wij onze grootouderrol kregen toebedeeld, was het al behoorlijk warm toen de telefoon ons voortijdig uit onze slaap riep en wij ons naar het buurhuis spoedden om Niek voor de eerste keer in onze armen te mogen nemen. Vandaag voelt de temperatuur ook lekker aan maar het zal lang zo warm niet worden. Zal Niek al wakker zijn, vraag ik mij af, terwijl ik de Tempelstraat uit ren en voor een paar aanstormende automobilisten de Van Heemstraweg oversteek?
Ondanks het geraas van het verkeer, vooral die zware vuilniswagen laat zich luidruchtig horen, klinkt overal om mij heen het gezang van vogels. Ik ben daar vandaag extra op gespitst vanwege het treurig stemmende  artikel ‘Het laatste lied’ in de National Geographic, over het massaal afslachten van trekvogels die over het Middellandse Zeegebied trekken. Nou ja, trekken zij daar nu maar overheen, dan is er weinig aan de hand. Maar dat lukt ze nauwelijks. Ze krijgen weinig kans tegen de met professionele jachtmiddelen toegeruste jagers: geweren, MP3-spelers met vogelgeluiden, soortgenoten aan dunne draadjes, metalen klemmen, camouflagekleding en zo meer. Ik ben nog maar op een derde van het artikel en word bijkans misselijk van de film die de tekst bij mij oproept; vogeltjes die uit de bomen worden geschoten, pootjes en vlerken hermetisch aan stokken vastgelijmd, angstig fladderend om uit netten te kunnen ontsnappen. Naast de jacht voor het plezier – je bent geen echte kerel als je geen geweer kunt hanteren en niet op alles schiet wat maar beweegt – worden vogeltjes bejaagd voor menselijke consumptie, zelfs grasmussen. Hoeveel gram vlees zal een grasmus leveren? Dertig gram? Veertig? Op de markten van bijvoorbeeld Caïro en Tirana worden zij verhandeld. Sommige klanten hebben de dieren liever levend zodat de handelaar de gewenste vogeltjes ter plaatse voor hen keelt en plukt.
Vooral door de rust die rond de Waalbandijk heerst zijn overal om mij heen vogelgeluiden hoorbaar. Ik sta er van versteld hoeveel verschillende vogels ik hoor (blijkbaar betekent dit dat ik mij gewoonlijk doof voor hen houd!). Op het schapenweitje bevechten eksters elkaar om een of ander prooidier. Een blauwe reiger vliegt stil maar statig over. Kraaien hakken in de berm op zoek naar engerlingen. Drie ganzen in formatie gakken er zorgeloos op los. Ik denk aan het echtpaar Wielewaal: zij zijn juist de Sahara overgevlogen, uitgeput en uitgehongerd, ziet hij een schriel acaciabosje dat daar veelbelovend lonkt. Zijn felle kleuren maken hem in zijn duikvlucht tot een duidelijk zichtbare prooi voor de bedoeïenen die hier hun tent hebben opgeslagen. Hij fladdert dodelijk gewond in het hete zand. Zij is kansloos als zij, gevoed door adrenaline, een woedende aanval op de moordenaars inzet. Zij ontkomt nog ternauwernood en herneemt troosteloos haar vlucht naar het noorden, achter haar soortgenoten aan.
Hier vinden vogeltjes hun paradijs. En zij niet alleen: in Ede rukte de brandweer uit om een hamster te bevrijden. Dat gebeurde in de nacht van donderdag op vrijdag. Het toilet, waarin het diertje vast zat, werd gedemonteerd waardoor de knager gelukkig weer zijn eigenwijze gang kon gaan. In de badkamer, want dat is zijn domein, aldus het bazinnetje. Logisch toch?
Langs de strang bij Ewijk realiseer ik mij, vanwege al wat hier zwemt maar niet door mij wordt gezien – laat staan gehoord! – dat ik, wij Westerlingen, voor vissen minder gevoel kunnen opbrengen dan voor vogels. Wij zijn dus wel hypocriet bezig als wij de jacht op (trek)vogels veroordelen, want hoeveel haringen vangen wij in één trek? En met uitjes smaakt hij best!
Stel dat ik zou zijn geboren als zoon van Neptunus – een mindere zeegod mag natuurlijk ook –, hoe zou ik dan oordelen over de visvangst? Of over vissers uitgerust met trawlers, echoapparatuur, sleepnetten, en zo meer? Ik zou deze vreemdelingen de oorlog verklaren!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten