Het is koel en een
beetje mistig. Heerlijk om weer helemaal alleen te rennen; meer dan
veertigduizend anderen die met je meewandelen is erg leuk maar gaat na een paar
dagen toch wel benauwen. Goed dat de 4Daagse maar vier dagen lang is! Wat mij
tijdens deze honderdste editie opviel is dat dit grootste wandelevenement
vooral mensen aantrekt met een blanke huidskleur, ook al is het een
internationale aangelegenheid.
Dit jaar ontmoette ik
een meneer van Turkse afkomst. Voor zover ik me herinner is dat tijdens al die
jaren, mijn administratie leerde dat Riky en ik sinds 1988 voor de zesentwintigste keer meeliepen, niet voorgekomen. Het gebeurde op de derde dag
in het Limburgse Mook. We zochten verlichting en afkoeling bij de toiletten. Na
de verlichting even je polsen onder een koudwaterkraan steken, waterflesjes
verversen en je pet onderdompelen zodat koele waterstraaltjes langs je nek, rug
en borst stromen, zo’n behandeling voelt weldadig aan bij een temperatuur van
meer dan dertig graden boven nul. Je kunt het niet voorkomen, ongewild luister
je naar flarden van gesprekken, ja, zelfs bij zo’n blok toiletten: ‘Mijn blaas
wordt steeds slapper!’ Alsof de man aan een van de belendende plaskruisen het
over het elastiek van zijn zonnehoed had. Het antwoord op dit intieme probleem
heb ik helaas niet verstaan.
Die hoorde je vaker,
flarden van eenzijdige gesprekken bedoel ik: ‘Loop nog even door, ik sta aan
het einde van de haarspeldbocht!’, hoorde ik een man in zijn telefoontje
roepen. ‘Opa wordt steeds gekker, wat denk je? Liet gisteren (34 graden) alle
gordijnen open. Het was er een bakoven!’ Door het publiek werden we soms aangesproken:
‘Is Robbie uit Wijchen bij jullie?’ En ook wel persoonlijk: ‘Ik kan wel zien
dat u nog verliefd bent!’
Afmelden bij het
registratiebureau op de laatste dag viel niet mee. Haringen in een ton, dat
omschrijft deze toestand het beste. Onder de bomen, nagenietend met een koel
glas drinken, hadden we nog een laatste ontmoeting. Zij, geboren en woonachtig
nabij Akersloot, logeerde met haar vriendin bij het Sanadome. Wadway had voor
haar een bekende klank; zij werkte een aantal jaren bij bakker Bes in Opmeer.
Hoe vind je zo iemand tussen meer dan veertigduizend wandelaars?
Nog even terug naar
de oude Turkse meneer. Hij stond geleund tegen de wand van een donkerblauwe
container, in diepe schaduw waarvan nog maar een reepje restte, peinzend uit te
kijken over het terrein waar de tientallen toilethokjes en urinoirs bezocht werden
als ware het reddingsboeien. In plaats van haren droeg de man een grauwwit
washandje op zijn hoofd waarvan een grote aantrekkingskracht uitging. Twijfelend
tussen de schaduw, het washandje en de man slenterde ik onder mijn druipende
petje in zijn richting. Vanaf een meter afstand keek ik de man onder het washandje aan, iets langer dan gemakkelijk voelde. ‘Zouden we ook zo tegenover
elkaar blijven staan als het een gewone dag was, als er buiten ons tweeën niemand
anders zou zijn?’ Te oordelen naar de glimlach die zijn gelaat zachter maakte,
brak mijn vraag het ijs en bood mij ruimte om naast hem tegen de laadbak te
leunen. Het viel hem zwaar, deze vierdaagse en op mijn vraag of hij er evengoed
ook plezier aan beleefde kreeg ik een aarzelende bevestiging. Het ging hem
eigenlijk meer om de beloning, om het ‘Kruis voor betoonde marsvaardigheid’, zo
liet hij mij weten, ‘Dat ontvang ik liever dan een briefje van de dokter!’
Mijn meerkeuzevraag, Erdogan,
Gülen of Maakt niet uit, liet ik onuitgesproken hoewel ze mij op de lippen brandde.
Koen, onze kleinzoon, was de volgende die zich bij ons en de krimpende reep
schaduw meldde, en die door zijn komst tevens voor enige ontspanning zorgde. Niet
lang daarna arriveerden Riky en tot slot Annemarie, de moeder van Koen. Deze
gang van zaken beviel ook de Turkse meneer: ‘U heeft een mooi gezin!’ stelde
hij bij het afscheid tevreden vast.
Hij sloeg de spijker
op z’n kop!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten