Op het sluisje in de afwatering langs de Hommelstraat vermaken
twee jongens zich. Zij brengen het jongetje in mij boven. In het
voorbijgaan vraag ik de knapen of ze ook stekelbaarsjes zagen. Zij schudden
ontkennend hun hoofd. Misschien zijn die er toch wel maar mogen ze mij geen
antwoord geven. Ik voel weer de zonnewarmte in de zwartgeteerde loopplank langs
de sluis in Wadway. Het is een minstens zo warme herfstvakantiemiddag in 1957.
Ik ben er met mijn broer Jan. We waren blijkbaar in een goede bui want we namen
Nico mee, ons jongere broertje van nog maar net zeven. We hopen vis te
vangen. Er bijt echter niets. Tegen beter weten in klimmen we in knotwilgen om
vanuit zo’n hoge standplaats ons vistuig verder en dieper in de sloot te kunnen
gooien. Niets helpt. Ik lig al een poosje op mijn buik op de opgewarmde
loopplank langs de gesloten sluisdeuren te doezelen. Mijn handen hangen af, raken
het water net niet. Talloze stekelbaarsjes schieten onder mij door, blikkerend
in het zonlicht. Nico komt bij mij zitten. Van het meegebrachte witbrood draaien
we kleine balletjes, misschien dat grotere prooi zich laat verleiden. Niets. We
plassen samen over de bemoste sluisdeur in het water dat daar zeker een meter
hoger tegenop staat, als een enorme plons ons doet verschieten. We schreeuwen
in koor naar Jan dat er hier een ‘Knoepert’ zit: “Miskien wel ’n karper”. We
leggen onze hengels opnieuw uit in de hoop met een hongerige vis te maken te
hebben…
Nu dit tafereel weer helder op mijn netvlies staat bedenk ik dat
Jan ons die lome middag flink te pakken heeft gehad. In de nevengeul drijft een
jonge zwaan. Nu nog ‘lelijk eendje’ maar de voortekenen van de statige
watervogel, symbool van onze trotse Nationale Luchtvaartmaatschappij, zijn
onmiskenbaar. Het jonge dier, onlangs verstoten uit het territorium van zijn of
haar ouders, vindt hier wellicht voldoende ruimte voor een eigen plekje. Ik
hoop het. Van ‘mijn zestien’ ganzen is geen spoor te bekennen. Terwijl ik mij
afvraag waar zij zich ophouden wordt mijn aandacht getrokken door grote troepen
grauwe ganzen. Het opgewonden gakkende koor verdringt voor even het
altijddurende lawaai van het verkeer dat over de snelweg raast. De zware vogels komen
met honderden vanonder de verkeersbruggen vliegen en waaieren breed uit over de
rivier. Het is een machtig gezicht! Even later vind ik mijn groepje in de
uiterwaard net achter de verkeersbruggen. Ze snoepen van het gras, samen met nog ongeveer
vijfhonderd ganzen, waarvan zij zich enigszins afzijdig houden.
Weer op mijn weg terug komt mij een jonge wielrenner tegemoet. Hij
heeft de mouwen van zijn Raboshirt hoog opgestroopt. Hij gaat er flink tegenaan,
moet extra eigen kracht vinden want als beroepsrenner moet hij het misschien
zonder sponsoring doen; de Rabobank trok zich vandaag terug uit de Nationale
Wielerploeg. Ik hoop dat de wielersport het net zo snel zonder doping stellen kan!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten