vrijdag 19 oktober 2012

Hoop

Op deze prachtige zomerse herfstdag, de verjaardag van Ben, is er weer veel te beleven langs mijn hardlooproute. De mensen zijn blij. Klein en groot, ze groeten vrolijker. Zonnewarmte kweekt optimisme, een gevoel waaraan deze dag rijk is. Want daar was ook al het hoopvolle bericht op NU.nl vanuit Zuid-Korea. Met behulp van magnetische velden kunnen kankercellen worden gedood. Met ons natuurlijke zelfvernietigingproces dat apoptose wordt genoemd, breekt ons lichaam beschadigde of geïnfecteerde lichaamscellen af. Bij kankercellen werkt dit proces echter niet. Maar door nanomagneetjes aan gekweekte darmkankercellen te hechten kon door apoptose vijftig procent van dat weefsel worden vernietigd. We moeten nog wel even wachten tot deze techniek geschikt is gemaakt voor behandeling van mensen met kanker. Maar het is opnieuw een stapje en biedt een reële kans in de toekomst.
Op het sluisje in de afwatering langs de Hommelstraat vermaken twee jongens zich. Zij brengen het jongetje in mij boven. In het voorbijgaan vraag ik de knapen of ze ook stekelbaarsjes zagen. Zij schudden ontkennend hun hoofd. Misschien zijn die er toch wel maar mogen ze mij geen antwoord geven. Ik voel weer de zonnewarmte in de zwartgeteerde loopplank langs de sluis in Wadway. Het is een minstens zo warme herfstvakantiemiddag in 1957. Ik ben er met mijn broer Jan. We waren blijkbaar in een goede bui want we namen Nico mee, ons jongere broertje van nog maar net zeven. We hopen vis te vangen. Er bijt echter niets. Tegen beter weten in klimmen we in knotwilgen om vanuit zo’n hoge standplaats ons vistuig verder en dieper in de sloot te kunnen gooien. Niets helpt. Ik lig al een poosje op mijn buik op de opgewarmde loopplank langs de gesloten sluisdeuren te doezelen. Mijn handen hangen af, raken het water net niet. Talloze stekelbaarsjes schieten onder mij door, blikkerend in het zonlicht. Nico komt bij mij zitten. Van het meegebrachte witbrood draaien we kleine balletjes, misschien dat grotere prooi zich laat verleiden. Niets. We plassen samen over de bemoste sluisdeur in het water dat daar zeker een meter hoger tegenop staat, als een enorme plons ons doet verschieten. We schreeuwen in koor naar Jan dat er hier een ‘Knoepert’ zit: “Miskien wel ’n karper”. We leggen onze hengels opnieuw uit in de hoop met een hongerige vis te maken te hebben…
Nu dit tafereel weer helder op mijn netvlies staat bedenk ik dat Jan ons die lome middag flink te pakken heeft gehad. In de nevengeul drijft een jonge zwaan. Nu nog ‘lelijk eendje’ maar de voortekenen van de statige watervogel, symbool van onze trotse Nationale Luchtvaartmaatschappij, zijn onmiskenbaar. Het jonge dier, onlangs verstoten uit het territorium van zijn of haar ouders, vindt hier wellicht voldoende ruimte voor een eigen plekje. Ik hoop het. Van ‘mijn zestien’ ganzen is geen spoor te bekennen. Terwijl ik mij afvraag waar zij zich ophouden wordt mijn aandacht getrokken door grote troepen grauwe ganzen. Het opgewonden gakkende koor verdringt voor even het altijddurende lawaai van het verkeer dat over de snelweg raast. De zware vogels komen met honderden vanonder de verkeersbruggen vliegen en waaieren breed uit over de rivier. Het is een machtig gezicht! Even later vind ik mijn groepje in de uiterwaard net achter de verkeersbruggen. Ze snoepen van het gras, samen met nog ongeveer vijfhonderd ganzen, waarvan zij zich enigszins afzijdig houden.
Weer op mijn weg terug komt mij een jonge wielrenner tegemoet. Hij heeft de mouwen van zijn Raboshirt hoog opgestroopt. Hij gaat er flink tegenaan, moet extra eigen kracht vinden want als beroepsrenner moet hij het misschien zonder sponsoring doen; de Rabobank trok zich vandaag terug uit de Nationale Wielerploeg. Ik hoop dat de wielersport het net zo snel zonder doping stellen kan!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten