dinsdag 2 oktober 2012

Afwachten

Als je maar lang genoeg wacht, tenslotte krijg je wel je zin. Terwijl ik via de Hosterdstraat richting Waalbandijk ren peins ik over deze krakkemikkige stelling. Ik ben bang dat velen die op de juistheid van deze bewering vertrouwen op het laatst zullen ontdekken dat wachten vergeefs is geweest. Zo niet de Peruaan Arcenio Cobba Balcazar, zo lees ik vandaag op Nu.nl. De man kwam op zijn zesennegentigste naar Italiƫ en bleef, terwijl zijn toeristenvisum verlopen was. Hij wilde niet meer terug. Uiteindelijk kreeg hij zijn zin. Maar hij werd er wel een beetje bij geholpen: op zijn honderdste verjaardag sprongen Zuid-Amerikaanse landgenoten voor hem in de bres door zijn zaak bij de immigratiedienst aanhangig te maken. En zo kreeg een gelukkige, inmiddels 106-jarige uiteindelijk zijn verblijfsvergunning.
Terwijl ik mij afvraag hoe zo’n oude man illegaal in Rome kon leven en of hij wellicht op heeft kunnen gaan in de nooit opdrogende stroom van toeristen die de eeuwige stad rijk is, word ik aangenaam verrast als mijn oog op een groep dobberende ganzen valt. Nou ja, dobberen is wel een beetje overdreven want op de nog maar ondiepe nevengeul is geen golfslag te bekennen. Maar zij zijn het! Onmiskenbaar ‘de zestien’ (zie ook Zestienen Bekabeling). Alleen… Ik twijfel over het aantal. Zijn ze er wel allemaal? Om ze te kunnen tellen sta ik stil: vier witte, vijf bonte en zes ‘echte’ grauwe ganzen. Ik mis er een. Ik tel ze nog een keer, en nog eens maar kom niet verder dan vijftien. Speur de omgeving af. Niets. 
Het zal er mal uit hebben gezien: een al wat oudere hardloper, zwetend, rooie kop, rondspeurend, tellend – ja, soms met behulp van zijn wijzende vinger. De wielrenner die mij passeert, ik merk hem op het laatste moment op, bekijkt mij tenminste met een zekere meewarigheid. Dat duwt mij weer terug in mijn normale bezigheid: hardlopen. Ik probeer te bedenken wat er met het ontbrekende lid kan zijn gebeurd maar vind geen bevredigende verklaring. Op weg naar mijn keerpunt besluit ik dat ik de groep gewoon als De Zestien blijf beschouwen, of liever als ‘Mijn Zestien’. Misschien, mits ik lang genoeg geduld heb, keert de vermiste terug.
Bij de verkeersbrug in de A50 is een deel van de Dijk afgezet. Een bedrijfsbusje, een rommelende aggregaat. Een aluminium ladder verdwijnt in het geopende luik hoog in de buik van de oude brug. Gelig lamplicht valt naar buiten. Zijn dit de voorbereidende werkzaamheden voor het optillen van de brug? Ongeveer anderhalve meter extra speling is nodig om meer containers op de binnenvaartschepen te kunnen vervoeren. De nieuwe brug kreeg al deze nieuwe hoogte. Op de terugweg lukt het om mijn nieuwsgierigheid te bevredigen: van verhogen heeft de oranje geveste werknemer niet gehoord. Hij en zijn maten leggen in de holle ruimte van de brug een houten looppad. Lassers zullen straks twee jaar bezig zijn om de verzwakte brug inwendig met staal te verstevigen. 110.000 kilo, laat hij mij trots weten. Als lang genoeg met dit onderhoud wordt gewacht zal de brug uiteindelijk bezwijken aan metaalmoeheid. Het wordt tijd! Rijdend over de brug zijn al duidelijk golven merkbaar: “Binnenin worden we bijna zeeziek”, weet Oranje Hesje, “vooral als veel zwaar verkeer passeert.
Bijna thuis zie ik dat de kabelleggers vorderen. Morgen zijn wij wellicht aan de beurt. We hebben ook lang genoeg gewacht: glasvezel belooft veel extra capaciteit. Reggefiber heeft zich enorm ingespannen om mij en mijn mede dorpelingen zover te krijgen.
Tenslotte verschenen bij de komborden teksten die duidelijk maakten dat ook ons dorp eindelijk op de glasvezelkabel overgaat. Ik realiseer mij dat we nog veel gedonder zullen krijgen voor het zover is, ondanks onze nieuwe provider zorg draagt voor de montage. Nou ja, maar rustig afwachten. Uiteindelijk komt het vast wel goed!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten