maandag 2 juli 2012

Insluiper


Net voordat ik ga joggen lees ik dat entomologen uit Los Angeles de kleinste vlieg ooit ontdekten. En zoals vaker verbaas ik mij over de stelligheid van deze bewering, want wie weet wordt een nog kleinere soort gevonden. Voor mieren is dit kleintje, 0,4 millimeter meet het slechts, trouwens geen lieverdje. Het vliegje legt haar eitjes in de noeste werkertjes, en wanneer deze uitkomen gaan de larfjes op weg naar de kop van hun gastheer of –dame waar zij opgroeien en die er uiteindelijk afvalt, die kop dus. De soort is dan ook beeldend ‘onthoofdende vlieg’ gedoopt.
Nu ik hier langs de uiterwaarden ren, die door het opbloeiende koolzaad mosterdgroen kleuren, en aan die geniepige koppensneller denk, ben ik weer terug bij onze lastige bezoeker van gisterenavond. Die ongenode gast was er plotseling onderwijl wij naar de enerverende finalewedstrijd van het Europees Kampioenschap Voetbal keken. Hoewel de spanning op dat moment al bijna was weggeëbd gezien de stand: drie nul voor Spanje.
Als achtjarige Siempie heb ik mijn eerste ervaring met dit soort gasten opgedaan, die van gisterenavond bedoel ik. Dat was tijdens het piepers schillen. Voor mijn broer Jan en mij was dat een haast dagelijks terugkerend werkje. Nou ja, zeg maar gerust werk! Voor bijna twintig  personen is immers een flinke emmer vol nodig. Wij waren daar dus wel een poosje zoet mee.
Het gebeurde op een regenachtige middag. Het luik van de ondiepe keukenkelder moest open zodat ik in het donkere gat kon kruipen om er op de tast naar de verminderende voorraad aardappelen te graaien. Mijn hand vond een zacht exemplaar. Niet te hard knijpen wist ik. Want dit had ik al bij buurman Jaap tijdens het aardappelrooien geleerd: een moeraardappel rot helemaal weg maar lijkt soms nog intact, als je daarin knijpt ontsnapt de snotterige inhoud met een piepend geluid. Aan dat geluid ontleend de aardappel zijn bijnaam. Het spul dat er uit komt, daarmee kun je trouwens prima je handen wassen. Maar dat terzijde.
Ik sloot mijn hand om die weke aardappel. Toch liep er nattigheid kil in mijn hand, ondanks ik het voorzichtig deed. “Getver”, gilde ik, toen ik mijn hand in het licht bracht en de ‘pieper’ voor mijn ogen veranderde in een dikke pad. Diepdonkerbruin, twee bolle, loerende oogjes en een lijf geheel overdekt met wratten. Aan een zijde kleefde natte modder. In reactie op dit weerzinwekkende beeld smeet mijn natgepiste hand het beest onwillekeurig de keuken in. Wat er verder gebeurde, en of mijn zusjes, waarvan er ongetwijfeld een paar in de woonkeuken aanwezig waren, woest gillend alle kanten op zijn gestoven? Helaas, ik weet het niet. Maar daar, op die plek en op dat ogenblik, ontstond mijn afschuw voor het oppakken van padden.
Diezelfde weerzin voelde ik tijdens de belangrijkste voetbalwedstrijd van het jaar, nadat ik, door een gil van Riky gealarmeerd, de insluiper in het oog kreeg. Er moest krantenpapier aan te pas komen om de dikke pad op te kunnen pakken. Dat lukte spoedig en ik gaf de gewone pad, want dat was het, geen kans. “Ga jij maar buiten spelen”, luidde mijn advies terwijl ik het diertje tussen de hortensia’ zijn of haar vrijheid hergaf. Het beest had slechts een klein beetje nattigheid op de krant achtergelaten.
Weer terug in de huiskamer wees Riky mij op iets op de kurkvloer. Een extra lamp maakte duidelijk: poep. En als toegift een flinke paddenplas! Als dank voor onze vermeende gastvrijheid had de pad zich geheel ontlast. Toch was dit in zekere zin een cadeautje: nu weet ik tenminste welk dier de opgedroogde keutels produceert, die soms op ons terras te vinden zijn. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten