vrijdag 25 januari 2013

Aaltje

Bijna tot aan de dijk dwarrelen mijn gedachten alle kanten op – ik ben vooral met mijn hoofd bij een intakegesprekje laat deze ochtend; de vrijwilliger in spe wil er nog even over nadenken – als de treden in de opgang naar de dijk mijn attentie vragen. Vooral nu ze half verborgen onder vast aangetrapte sneeuw liggen. Ik ren dus behoedzaam omhoog.
Rechts trekt een breed uitgewaaierd groepje jongens mijn aandacht. Opgewonden debaterend en druk gebarend verdwijnen ze in de richting van het hek dat de uiterwaard ontsluit. Even denk ik aan de journaalbeelden over het geweld in Eindhoven, dan zie ik dat zij voorzien zijn van schaatsen. Toch blijf ik hangen bij de golf van verontwaardiging die via de sociale media over ons land trok, opgeroepen door uitgezonden beelden van een bewakingscamera. Die waren dan ook minstens zo heftig als de reacties daarop. Rob van Gijzel, Eindhoven’ burgemeester, toonde zich erg geschrokken van de massaliteit van de volkswoede. Ik kreeg trouwens het gevoel dat Van Gijzel vreesde voor het leven van de daders wiens gezichten en namen binnen luttele uren op het internet rondwaarden, dat hij hen daarom opriep zich zo snel mogelijk te melden.
De sociale media blijken in dit opzicht niet alleen een hulpmiddel voor justitie, een krachtig medium voor gerechtigheid, maar bezitten tevens de potentie om zinloos geweld te voorkomen. Wie weet zijn de sociale media de opvolger van sociale controle die in onze vroegere leefgemeenschap zo gewoon was. Hoewel het moeilijk blijft om de dynamiek binnen een gesloten groep te controleren. Zoals ik mij dat herinner is in mijn eentje kattenkwaad uithalen, toen ik nog Siempie was, nooit bij mij opgekomen. Als ik mij bijvoorbeeld overgaf aan belletje trekken bij onze buurtgenoten, dan deed ik dat in een groepje en vanwege dat groepje.
Vlak boven mijn hoofd klinkt plotseling het suizende geluid van vele vleugelslagen. Een groep van meer dan twintig Grauwe ganzen vliegt in formatie laag over. Als een groep wielrenners dat tempo maakt teneinde in te lopen op de kopgroep, maken de twee achterste dieren zich beurtelings los om de kopposities over te gaan nemen. Dan verdwijnen ze uit mijn gezichtsveld. Buiten het geluid van hun vleugelslag blijft het doodstil, er klinkt geen wanklank over de verdeling van taken noch gezeur over epo of zelfs bloeddoping.
Ik heb wel vaker de behoefte gevoeld om Alie Komen vanaf de straat uit te jouwen toen zij mijn bal, nadat die ongelukkigerwijze in haar tuin was beland, weer eens niet terug wilde geven. In mijn eentje heb ik dat nooit gedaan, ik zou dat ook niet hebben gedurfd. Tussen mijn kornuiten waande ik mij veilig en jouwde heftig mee: “Aaltje, Aaltje op een paaltje, Aaltje is de ballenheks!” Toch zetten we het massaal op een rennen als Alie haar voordeur openwierp om ons tot de orde te roepen. Helaas voor haar grensde het meest ideale pleintje om te voetballen – het enige feitelijk – aan haar keurige en fleurige tuintje. Vaak kwam onze bal daarin terecht en soms knakte het helaas een van haar mooie bloemen of planten. ‘Aaltje’ zat vaak paraat achter het venster zodat wij nauwelijks kans zagen de bal uit de tuin te vissen. Zij griste het ding met regelmaat triomfantelijk tussen de tulpen uit en voerde het onbarmhartig met zich mee haar huisje in. Smeken noch schelden bracht haar op andere gedachten, zodat wij niets anders konden doen dan onverrichter zake naar huis te gaan.
Ik wil de heftige gebeurtenissen in Eindhoven natuurlijk geenszins vergelijken met jeugdig kwajongensgedrag. En optimaal geregelde gedragingen binnen een vlucht ganzen mogen we niet verwachten van jongeren die nog vechten met hun hormoonhuishouding, vooral niet als zij in een groep optrekken. Wij mogen hopen dat daders steeds spoediger worden opgepakt, zodat dergelijke afschuwelijke incidenten een zeldzaamheid blijven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten