Af
en toe betrap ik mijzelf op de neiging mijn hoofd voor nieuwsflitsen weg te
willen draaien; dat ik niet voor de zoveelste keer met de gevolgen van uiteenspattende
bommen geconfronteerd wil worden; niet wil zien hoe mensen door ijskoude
stroompjes worstelen, half stikkend, verdrinkend zelfs; of weer de gevolgen
zien van een zelfmoordactie. Steeds vaker vraag ik mij af of we onverschillig kunnen
worden voor het leed dat zich dag in dag uit via akelige beelden op ons
netvlies ontvouwt. Of er een moment komt waarop we zoveel niets verhullende
beelden in ons hebben opgenomen dat een verzadigingspunt is bereikt, dat elk
volgend beeld er niet meer toe doet.
Terwijl ik, nog onbewust van de terroristische aanslagen die op
ditzelfde moment in Brussel een aanvang nemen over de Hommelstraat ren, langs het
onderkomen van vriend Herman de hooglandstier die nog op een oor ligt – hoewel,
zou hij dat vanwege zijn indrukwekkende hoorns wel kunnen, op een oor liggen? –,
realiseer ik mij dat hij niet veel last heeft van al die verschrikkelijke
ontwikkelingen in landen als Syrië. Zijn bewustzijn en dat van zijn
soortgenoten is ontoereikend om zichzelf te informeren of besluiten te nemen, al
dan niet politiek gekleurd. Dat is onder de gegeven omstandigheden best wel
handig! Ik herinner mij een verhaaltje dat ik tijdens een zeer mistige
bergwandeling vertelde. Onze zonen, Timothy en Jesse, waren nog jong. Die
vertelling, geïnspireerd door ‘Waterschapsheuvel’,
het emotievolle epos van Richard Adams, handelde over een konijn dat plotseling
aan verstandsverheldering leed.
Het joch, hij was een jaar of acht, had
vooral zijn hart verpand aan een van de voedsters. Het dier was getekend met
één in plaats van de twee zwarte ringen rond haar ogen zoals gebruikelijk is bij
het Lotharinger konijnenras. Daarom noemde hij haar Schele. Veel buren hadden
een tuinderij of een boerderij. Daar haalde de jongen hooi, stro en voedsel…
Op een dag plukte hij paardenbloemsla, zich onbewust van enkele zwammetjes die aan de voet van rabarberplanten grauwgroen opbolden. Deze paddo’s waren niet giftig en er zou niets zijn gebeurd als tijdens de voorgaande nacht dat hevig onweer niet had gewoed…
De daaropvolgende avond at Schele in het licht van de volle maan met smaak van het sappige groen. Naderhand kauwde zij op een droge keutel, peinzend over de bijzondere smaak van de sla. Zij luisterde oplettend naar een krassend geluid boven haar hoofd. Slechts een tak bewogen door de wind, stelde Schele zichzelf gerust, terwijl zij het kauwen hervatte en haar nachtverblijf als met andere ogen in ogenschouw nam. Vaag drong tot haar door dat zij er als het ware in opgesloten zat. Zij herinnerde zich hoe de jongen haar hok afsloot, talloze keren, en tuurde met haar grote bolle ogen naar het stukje metaal dat glanzend in de kier tussen deur en kooi oplichtte. Voorzichtig tilde zij met behulp van twee te lang uitgegroeide nagels het haakje uit zijn oog waardoor het deurtje uitnodigend openzwaaide. Even huiverend vanwege de hoogte hupte zij haar vrijheid tegemoet. Vanaf de grond voor de hokken zag zij achter gazen deurtjes vaag de gestalten van haar soortgenoten. Toen pogingen met hen te communiceren op niets uitliepen trok zij voor het eerst in haar leven de vrije wereld in…
Schele beleefde vele avonturen die dankzij haar heldere verstand een goede afloop kenden. Maar toen de winter kwam besefte ze dat, toen ze nog opgesloten zat zij geen zorgen had gehad over eten, drinken en een veilige plaats om te slapen. Na eindeloze omzwervingen vond zij de weg naar ‘huis’ waar de jongen haar uitzinnig van vreugde weer opnam…
Op een dag plukte hij paardenbloemsla, zich onbewust van enkele zwammetjes die aan de voet van rabarberplanten grauwgroen opbolden. Deze paddo’s waren niet giftig en er zou niets zijn gebeurd als tijdens de voorgaande nacht dat hevig onweer niet had gewoed…
De daaropvolgende avond at Schele in het licht van de volle maan met smaak van het sappige groen. Naderhand kauwde zij op een droge keutel, peinzend over de bijzondere smaak van de sla. Zij luisterde oplettend naar een krassend geluid boven haar hoofd. Slechts een tak bewogen door de wind, stelde Schele zichzelf gerust, terwijl zij het kauwen hervatte en haar nachtverblijf als met andere ogen in ogenschouw nam. Vaag drong tot haar door dat zij er als het ware in opgesloten zat. Zij herinnerde zich hoe de jongen haar hok afsloot, talloze keren, en tuurde met haar grote bolle ogen naar het stukje metaal dat glanzend in de kier tussen deur en kooi oplichtte. Voorzichtig tilde zij met behulp van twee te lang uitgegroeide nagels het haakje uit zijn oog waardoor het deurtje uitnodigend openzwaaide. Even huiverend vanwege de hoogte hupte zij haar vrijheid tegemoet. Vanaf de grond voor de hokken zag zij achter gazen deurtjes vaag de gestalten van haar soortgenoten. Toen pogingen met hen te communiceren op niets uitliepen trok zij voor het eerst in haar leven de vrije wereld in…
Schele beleefde vele avonturen die dankzij haar heldere verstand een goede afloop kenden. Maar toen de winter kwam besefte ze dat, toen ze nog opgesloten zat zij geen zorgen had gehad over eten, drinken en een veilige plaats om te slapen. Na eindeloze omzwervingen vond zij de weg naar ‘huis’ waar de jongen haar uitzinnig van vreugde weer opnam…
Wij zijn empathische wezens, de meesten van
ons althans, en kunnen ons voorstellen hoe we zelf voor vallende bomvaten op de
loop zijn of voor volledig geradicaliseerde fanaten met bomgordels. Sprookjes
helpen ons niet, hoewel de paddo’s van Schele het verstand van botteriken en radicalen onder ons misschien
kunnen verhelderen: Peace man!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten