Het regent, wat het lastiger maakt met een
hardlooprondje te beginnen. In een Facebookpost
van 2 maart, vraagt Hai Voeten zich af: ‘Een
rondje rennen door de regen. Is dat nou een vorm van masochisme, machismo of
sportisme?’ Wat het ook is, als het regent merk
ik dat er meestal meer zuurstof beschikbaar is waardoor rennen net iets
prettiger voelt (en nat word je evengoed wel, al is het vanaf je vel). Er zijn
ook nadelen zoals vandaag de kou die, versterkt door regen, vermengd met natte
sneeuw, en straffe wind, je gezicht gaandeweg verandert in een masker.
Momenteel voelt het aan alsof het niet van mij is. Inmiddels ren ik over de
Waalbandijk en nader de nevengeul, de Loenensche
Wel. De sfeer is anders dan dinsdag; geen gratis luisterconcert ditmaal. In
plaats daarvan een paartje bijzondere eenden, eenden die ik hier nog nooit
eerder zag. Als ik me niet vergis gaat het om man en vrouw Tafeleend. Vanwege
het slechte licht en mijn natte brillenglazen kan ik de kleur van hun hoofdtooi
niet goed onderscheiden, maar zijn lichtgekleurde kostuum met het deftige zwarte
borststuk bieden genoeg houvast. Van mij hebben zij geen gevaar te duchten,
evengoed kiezen ze dieper water.
Zo-even,
langs de Tempelstraat, telde ik vijfendertig boomstobben. En er lagen nog
voldoende takken om een houtkachel wekenlang van brandstof te voorzien. De
gemeente kondigde het al aan: er worden meer dan vijfhonderd bomen gerooid,
meest populieren die in deze contreien peppels worden genoemd. Woensdag, op weg
naar Wim, mijn oude Zonnebloemvriend, fietste ik langs, benieuwd hoe de mannen
van de Brabantse firma Weijtmans vorderden. Een groot deel van de straat werd
in beslag genomen door een telescoopkraan waarmee takken hoog in de boom kunnen
worden afgezaagd en gecontroleerd verwijderd. Toen, woensdag, lag er een
indrukwekkende stapel stammen.
Wim is
in 1921 geboren, zesentwintig jaar eerder dan ik. Woensdagmorgen, we hadden net
koffiegezet en genoten van de eerste voorzichtige slokjes, spraken we naast
elkaar gezeten op de bank, over de tijd die voorbijging. Ik vroeg me af hoeveel
mensen er in zijn leven waren, hoeveel mensen in het gat van de tijd verdwenen zijn.
Wim kreunde en zei dat het geheugen niet zijn beste onderdeel is. Met
herinneringen is het zo gesteld dat ze zich moeilijk laten dwingen, maar er is
altijd wel iets dat spontaan een herinnering losmaakt. Ik vertelde hem over de
stapel populierenhout die in de Tempelstraat ligt opgetast: Daarmee zou uw
vader wel raad hebben geweten, Wim!
We
hebben het natuurlijk vaker over de klompenmakerij gehad, zodat Wim die draad
gemakkelijk oppakte. Hij vertelde over oom Hannes die bij zijn vader als
klompenmaker werkte, maar nieuw werk kreeg in Insula Dei, waarnaar hij met het gezin van zijn broer, Wim’ vader, tijdens
de watersnoodramp van 1926 evacueerde. Maar, Wim, hoeveel klompen sneden jullie
eigenlijk uit een peppelboom? Hij weet nog dat er vier, twee paar dus, in een
blok hout zitten. Dus hoe dikker de stam des te groter maat klompen. Wim
vertelde spontaan over het opdelen van stammen: samen met ene Sjoerd Dirks (Wim
noemde een andere naam, maar ik beken dat ik die vergat), die iets jonger was
dan hij, hanteerde hij een trekzaag. Het is de eerste keer dat hij met mij over
deze ‘Sjoerd’ sprak. Toch een originele herinnering, Wim, kon ik niet nalaten
op te merken!
Het
beeld, twee trek-zagende jongens, bracht bij mij een eigen herinnering
boven. Samen met Jan kachelhout zagen. Op een zaagbok en met de trekzaag
(waarschijnlijk die van buurman Jaap). Het duurde even voordat we de slag te
pakken kregen: trekken en meegeven, want bij de minste druk loopt de zaag vast.
Maar wat een feest als dat zonder horten of stoten lukt!
De
klompen gingen ook naar de markt in Hoorn, vertelde Wim mij woensdag.
Dan kan
het dus zomaar zijn, Wim, dat wij in Wadway op klompen van uw vader hebben
gelopen!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten