Kraaiengeschreeuw klinkt opdringerig luid
uit Het Roodslag als ik daar diep in
gedachten langs ren – sorry beste kraaien, hoewel jullie als zangvogel te boek
staan, kan ik deze bak herrie onmogelijk als zang ervaren! Deze herrie herinnert
mij aan de gruwelijke geschiedenis die Leo enkele maanden geleden overkwam. Ik
noem hem Leo. Omdat zijn echte naam misschien Menno is, Janno of Hanno, ik ben
het helaas vergeten dus noem ik hem Leo, wat in ieder geval niet zijn naam is.
Ik ken
Leo niet, ik heb hem ook nooit ontmoet. Evengoed wist ik zeker dat hij een
echte dierenvriend is toen ik over de twee vogels las die hij had opgevangen.
Leo woont in een natuurrijke omgeving. Tijdens zijn dagelijkse wandelingen
komen er vaker gewonde dieren op zijn pad. De meesten van ons zouden daar aan
voorbij gaan. Misschien niet eens onverschillig maar uit onmacht: je kunt immers
moeilijk een-een-twee bellen vanwege een specht met hersenschudding! Leo niet,
Leo neemt zo’n gewonde specht mee naar huis om het weer op te kalefateren en
terug te zetten, als dat kan. Dat zal niet gemakkelijk zijn. Want ook als een
dier gewond is geeft het zich niet zomaar over aan de eerste de beste die
voorbijkomt.
Om een
in het wild geboren dier aan je te laten wennen, wat noodzakelijk is als je iets aan zijn verwondingen wilt doen, heb je veel geduld nodig. Thomas Rozenboom
beschreef dat proces uitvoerig en ontroerend mooi in ‘Vriend van Verdienste’, maar dat terzijde. Wel laat het verhaal
van Thomas, en dat van Leo, mij weer eens zien dat dieren op de keeper
beschouwd niet veel anders zijn dan mensen. Net als wij hebben dieren een eigen
karakter en kunnen ze bijvoorbeeld rouwen om het verlies van een partner (zie
ook ‘Begrafenisrituelen’) en lijden aan een depressie. Ook hebben zij
zo hun persoonlijke voorkeuren en maniertjes, hoewel ik hen niet in staat acht
om op een muur van de woning van een asielzoeker ‘Niet Welkom’ te kalken of de
ruiten aan diggelen te smijten.
Gisteren
dacht ik weer even aan het jammerlijke einde van de twee vogels die bij Leo van hun ernstige verwondingen herstelden en langdurig asiel vonden, toen ik in onze
badkamer met een kever geconfronteerd werd. Het diertje zwaaide opgetogen met
zijn tasters. Aanvankelijk dacht ik met een wants van doen te hebben (we hadden
vlak daarvoor onze bedden afgehaald omdat Riky de lakens wilde wassen vanwege
het stralende weer, zodat een van de bed-wantsen een goed heenkomen dacht te
hebben gevonden), maar dat was onzin want die soort kun je niet of nauwelijks
met het blote oog waarnemen. Via internet probeerde ik uit te vogelen welke
soort het dan wel was. Ik vond Polymerus nigrita, maar liet deze snel weer vallen vanwege zijn
lengte van krap een halve centimeter. Ons exemplaar is drie keer zo groot. Waarschijnlijk geen wants, een snuitkever misschien? Het is
bijna zwart en overdekt met goudkleurige spikkels, en het heeft langs de rand
van zijn dekschilden vijf of zes witte strepen als de middellijn van een
verkeersweg.
Leo
kreeg huisbezoek van politie en vertegenwoordigers van de Nederlandse Voedsel-
en Warenautoriteit. Zijn gehandicapte kauw en roek behoren tot de groep
beschermde vogels die niet zonder een ontheffing mogen worden gehouden, iets
dat Leo wel wist maar deze twee konden in de natuur niet meer overleven en bovendien
waren zij in de loop van de tijd (respectievelijk drie en veertien jaar) onafscheidelijke
vrienden geworden. Desondanks werden de twee gevederde vrienden door de
autoriteiten gevoelloos in beslag genomen en naar een dierenarts gebracht. Die doodde
de vogels omdat zij volgens zijn deskundig oordeel in het wild geen
overlevingskans hadden.
Kijk,
zo’n einde wenste ik zelfs het kevertje in onze badkamer niet toe. Daarom heb
ik het geduldig, als een stokoude opa op een stukje wc-papier laten klauteren,
en het de vrijheid hergeven, nadat ik er een paar foto’s van had gemaakt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten