woensdag 14 december 2011

Steltlopers

dinsdag 13 december 2011  De depressie is al grotendeels overgetrokken als ik mijn hardloopschoenen aantrek. Ik neem een iets langere route dan gewoonlijk en bereik de dijk via de Waardhuizenstraat. Ter hoogte van De Werd, het nieuwe straatje dat naar het voetveer leidt, zijn een paar jonge mannen bezig met iets dat er uitziet als een antenne. Het laat een hoog piepend geluid horen waarvan de frequentie voortdurend verandert. Een metaaldetector vermoed ik. Gezien de directe nabijheid van een brommobile verplaatsen zij zich comfortabel.
Ik probeer een beeld te krijgen van wat de mannen met hun detector hopen te vinden maar wordt daarin gestoord: na weer een bocht schuift de persoon die ik in de verte zie lopen naast de dijk! Hij, of zij is geheel los van het dijklichaam gekomen. Mijn hart maakt een sprongetje. Ben ik getuige van een wonder? Jezus liep over het water naar zijn vissende volgelingen die angst hadden voor de heftige storm. Hier loopt iemand zowaar in het luchtledige. Het kan niet maar ik zie het. Dichterbij gekomen tekenen zich echter steeds duidelijker dunne stokken af. Niks wonder! Gewoon, iemand op stelten. Jammer, hoewel niet alledaags. De jongeman loopt op zijn verlengde benen richting nevengeul. Misschien om die over te steken naar de Ewijkse plaat en de Waal? Dat kan gemakkelijk omdat het water nog steeds laag staat.
Dit tafereel doet mij denken aan een zaterdagmiddag in mijn jeugd. Op conservenblikken lopen was toen in zwang. Je zag jouw wereldje dan in een ander perspectief en waande je al groot. Op die bewuste zaterdagmiddag kreeg ik de gedachte om de veel grotere stroopblikken te gebruiken. In die tijd aten wij dat zoete goedje geregeld op brood, maar vooral bij Westfriese broeder, die we ook wel ‘Jan in de zak’ noemden. Ik vind slechts een leeg blik, maar op één verhoogd been kun je niet lopen. Dit is een noodsituatie, bedenk ik. Dus haal ik ongezien het aangebroken stroopblik uit een keukenkastje. Er ligt nog een dikke laag op de bodem, misschien voor nog twee of drie dagen smeren. Ik pik het mee naar de schuur en snoep van de appelstroop, maar mijn maag verzet zich al snel zodat ik de rest onder de kraan in de schuur wegspoel. Oké, zonde, maar mijn stelten zijn klaar! Trots als een pauw stap ik op die hoge blikken het erf rond. Eerst nog onzeker, maar alras gaat het sneller en durf ik rond te kijken. Alles lijkt kleiner, ik kijk zelfs neer op Jan die het ook graag eens wil proberen. Dan stap ik op een in het verwilderde gras verborgen balk die te smal is voor mijn busvoet, en eindigt mijn spel voortijdig. De volgende stap doet het blik dubbelvouwen en mij zijdelings in de eeuwige hoop oud hout stuiteren, dat rijkelijk met brandnetels is doorschoten. Au, dat doet pijn! Een lange gemene schram ontsiert mijn onderarm. Niets gebroken, maar het duurt lang voordat het brandnetelgif is uitgewerkt.
Mij laten troosten zat er toen niet in. En hoewel ik niet geloof dat mijn moeder de verspilde stroop heeft gemist, zat ik een aantal dagen in de rats voor haar mogelijke gram. Aha, de nieuwe verkeersbrug is vandaag weer langer geworden. Aan deze kant is men aan brugdeel negen begonnen.
Op de terugweg, met de wind in mijn rug, zie ik dat Elektrabel weer stroom produceert. Een dikke stoomkolom verlaat de fiere schoorsteen. De steltloper zie ik niet meer. Nu vraag ik mij af of hij zich realiseert dat het waterpeil in de Waal weer behoorlijk is toegenomen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten