Ter hoogte van het Dijkmagazijn Ewijk
zijn de geluiden van de werkzaamheden bij de nieuwe verkeersbrug duidelijk
hoorbaar. Ik vertaal deze naar het pneumatisch de grond in stampen van stalen
damwanden. Het lijkt een beetje op de traagste gang van de trapnaaimachine van
mijn moeder, als zij extreem dikke stoffen moest verwerken. Dat geluid uit mijn
herinnering wordt gaandeweg overstemd en geheel naar de achtergrond verdrongen.
Van ver wordt nu duidelijk: geen damwanden stampen maar beton beuken! Het
eerste paar hulppijlers, driedubbel zo zwaar gebouwd als alle overige paren,
wordt gesloopt. Een grote tractorachtige machine met een overmaatse
pneumatische hamer in zijn stalen arm geklemd, leunt schuddend tegen het beton.
Grote stofwolken kolken rondom, nauwelijks in bedwang te houden door
watersproeiers en afdekzeilen. Stukken beton spatten meters ver. Dikke
betonijzers kronkelen chaotisch naar overal als de haren van een reuzin die zojuist
uit haar comateuze winterslaap ontwaakte. Op het moment van passeren valt het
lawaai plotseling stil. Blijkbaar is het werk gedaan voor vandaag. Rust
overheerst opnieuw en ik ren vredig verder.
Bij een
bankje met prullenbak, ter hoogte van hectometerpaaltje 111, is een groep van
minstens tien eksters doende. In hun deftige zwart met witte rokkostuums lijken
zij op vliegende zwaardwalvissen. Oké,
toegegeven, een beetje kleiner van formaat dan dat van een orka. Op mijn
nadering vliegt het grootste deel al spoedig op om elders veiligheid te vinden.
Een paar brutaaltjes houden hun activiteit zo lang mogelijk gaande. Zij vreten
iets maar wat? Helaas kan ik in het voorbijgaan niet ontdekken waarin zij hakten:
de prullenbak lijkt gelukkig nog geheel in tact.
Tegenover
het bankje ligt een grote groep schapen herkauwend in de luwte van de dijk. Ook
hier moeders en kinderen. Het valt mij op dat hun wolletjes al wat dikker
worden. Ook dat duidt op de nadering van kouder weer. Toch wel handig zo’n
meegroeiend warm-houd-pak! Wij moeten ons maar behelpen met zomer en
wintergoed. En ‘tussendoortjes’ niet te vergeten. Een hele klerenkast vol!
Orka’s
leven in groepen bestaande uit moeders en kinderen. De mannetjes verlaten de
groep om vrouwtjes in een andere groep te bezwangeren en keren daarna naar hun
mama terug. Door de zorg van hun moeder blijft zo'n jongen veel langer leven
en krijgt moeder meer kleinkinderen; dat is de vrucht van haar streven. Maar
bij de dood van hun mammie wordt het leven voor de kinderen veel gevaarlijker.
En nu zijn het ook de mannetjes die de grootste kans lopen op voortijdig
sterven, als echte moederskindjes dus.
Misschien
is het aardig om te analyseren of wij mensen mogelijk verwant zijn met
tandwalvissen als de orka. Als er wetenschappers voor dit idee te porren zijn,
raad ik hen aan om in Italië hun onderzoek te starten. Daar wonen heel veel mannelijke
moederskindjes heb ik gehoord!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten