Ik denk dat het rond 1955 was dat wij voor het eerst
televisie konden kijken. Niet thuis, zo rijk waren wij immers niet! Buurvrouw Komen,
de vrouw van de smid, stelde haar woonkeuken gastvrij open voor een groepje tot
wel tien kinderen. Op woensdagmiddag, zittend op het pasgeboende zeil, hoorden
en zagen wij Tante Hannie op het kleine schermpje. En als Dodo’s avontuur van
die middag was verteld, veel te snel naar onze zin, verzachtte zij onze
teleurstelling met haar verzekering dat Dodo en zijn vriendjes vast weer snel terug
zouden zijn met een nieuwe belevenis, en dan zwaaide zij ons enthousiast met
beide handen uit. Terwijl ik richting verkeersbrug ren, stromen herinneringen
aan die tijd als vanzelf weer naar de oppervlakte.
Langs de afscheiding van de uiterwaard loopt een rijtje
Rode Geuzen. Hun vacht hier en daar nog behangen met klitten. Vooral de
uiteinden van hun staarten zijn aaneengeklonterd, door zaaddozen
van distels vermoed ik. Onder het gaan, bekijken de runderen mij nieuwsgierig.
Zelf hebben zij veel minder haast. Vanwege deze ontmoeting valt mij een klein
bordje op. Ter grootte van een A-4tje, met een afbeelding van de rivieroever? Ik
ren verder en kom al snel een tweede bordje tegen. Ik vermoed dat deze bordjes
ons, voorbijgangers, moeten informeren over de werkzaamheden die op stapel
staan. De rivier dient meer ruimte te krijgen. Daarom zal veel van de spontane
begroeiing – bomen en struiken – worden gekapt en oorspronkelijke geulen
uitgegraven.
Op de terugweg kan ik bijna niet wachten tot ik opnieuw
bij een informatiebordje arriveer. Ik vermoed dan al dat mijn veronderstelling
niet juist was, om ons te informeren zouden zeker groter en steviger panelen
zijn geplaatst. Teneinde de aankondiging te kunnen lezen moet ik
een eindje de dijk af gaan. Dan begrijp ik dat dit een mededeling is over een
oefening. De deelnemer kan hier lezen dat per mobile telefoon contact moet
worden opgenomen met de Dijkposttelefoon. Bovendien staat er een raadselachtige
opdracht bij: “Breedte = 32 meter”. Er zijn nog twee andere mogelijke
opdrachten – per satelliettelefoon contact opnemen met Dijkpost; per mobiele
telefoon contact opnemen met Responsecel – maar deze laatste twee zijn niet
aangekruist. Nu beland ik automatisch bij de Bescherming Bevolking. Ik werd in
1969 opgeroepen bij het onderdeel Verbindingsdienst in de functie Chauffeur
Portofonist. De theorielessen in de schuilkelder te Berg en Dal maakten duidelijk
wat mijn functie ging inhouden: veelvuldig opkomen voor oefeningen.
Terwijl ik verder ren peins ik over lijntelefonie. Ik
meende het daarstraks in een opdracht te hebben zien staan. Halverwege de jaren
zeventig deed ik mee aan een grote oefening die werd opgeleukt door studenten
van de toneelacademie in de rol van gewonden. In de portiersloge van het
Canisiusziekenhuis moest ik een lijntelefoon kunnen inpluggen. Een half uur
later, ten koste van veel zweet en mopperende portiers vanwege het
verhuizen van hun meubels, vond ik het. Inmiddels waren reeds drie ordonnansen
langs geweest met berichten voor het inrichten van een Gewondennest…
Ik zoek naar een volgend bordje vanwege die lijntelefoon.
Mijn besluit om via de Kloosterstraat te gaan is een gelukkige: tegenover de
afslag naar het voetveer vind ik er één in het hekwerk. Niks lijntelefoon. Het
bevestigt mijn vermoeden dat dit apparaat voorgoed tot het verleden behoort, net
zoals Tante Hannie en de oefeningen van de BB!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten