vrijdag, 31 oktober 2014,
Nog maar
net op de Tempelstraat rennend ben ik in gedachten bij de dag van gisteren. De opmerkelijke
boodschap aan het begin van de avond gaf de toch al bijzondere dag een vervolg
die wij nooit meer zullen vergeten. Deze donderdag stond in het teken van een
uitstapje met zestien deelnemers en dertien vrijwilligers van de
zonnebloemafdeling. Vier taxibusjes transporteerden ons in streng konvooi naar
Luttelgeest. Daar, in de Orchideeën Hoeve,
genoten we, na de koffie en het gebak, meest in tweetallen – rolstoeler en duwer
– van bijzondere orchideeën, bromelia’s en andere exotische bloemen en
planten. Een van de meest in het oog vallende bloemen vond ik die van de oncidium orchideeën. Fonteinen van gifgele
bloemetjes met oranjebruine hartjes tussen donkere planten en struikjes,
schreeuwden om de aandacht die wij, Jeanne en ik, hen met graagte gaven.
Langs het veld met de opgroeiende
wintertarwe, zachtgroen gekleurd door ontelbare korte sprietjes, ik ren
inmiddels over de Hommelstraat, hoor ik mezelf bevestigen dat ik soms over planten
en bloemen schrijf…
Nel staat in een stand van Groei & Bloei, een maandblad voor
tuinliefhebbers. Zij wil weten of ik ook voor haar tijdschrift schrijf. Dat moet
ik helaas ontkennen terwijl Jeanne haar mijn blog berichtjes aanprijst. Haar
verwachtingen, die van Nel bedoel ik, zijn zodoende te hoog gespannen realiseer
ik mij nu; ik ben zeker geen Romke van der Kaa die zulke fraaie boeken en
onderhoudende stukjes in de Gelderlander schrijft. Ik voel mij al een hele piet
als ik mij de naam van plant of bloem, die ik tijdens mijn hardlooprondjes in
de bermen aantref, weet te herinneren.
Een dof geluid, dat sterk met de
omgeving detoneert, haalt mij uit mijn overpeinzingen.
Aan de overzijde van de Loenensche Wel zwaaien, op enige afstand
van elkaar, twee zware graafmachines hun geknikte armen traag boven de Ewijkse
plaat. Met de twee enorme kiepwagens – het ene zwaar beladen met uitgegraven
grond, rijdt grommend en lui schommelend naar het wachtende bulkschip dat buiten
mijn zicht aan een waalstrandje ligt afgemeerd, het andere, rammelend leeg nog,
meldt zich bij een graver – passen grote gravers net zo slecht in dit stukje
uiterwaard als straalvliegtuigen in een fietsenstalling. Zij verrichten goed
werk, daar niet van; met iedere volle bak verlagen zij de zandplaat en geven daarmee
de Waal haar noodzakelijke ruimte terug.
Lichte mist en het herfstlicht verzachten
alle staalharde contouren en geluiden, terwijl ik aan hun voorstelling voorbij
ren. Deze sfeer stelt mij in staat de choreografie van deze grove machines te
vergelijken met de fladderende vlucht van de vlinders in de vlindertuin van de Orchideeën Hoeve…
Met onze fotocamera’s proberen we de
fragiele fladderaars te vangen. Dat lukt slechts met die exemplaren die rusten
of zich voeden aan her en der aangeboden suikerbronnen. Kleuren en vormen
lijken verwant aan die van de orchideeën; beiden zijn een lust voor het oog.
Het winkeltje van de Hoeve doet goede
zaken. Jeanne is driftig op zoek naar informatie over, en waardige vervanging
van, twee treurende orchideeën bij haar in huis. Ik help haar beiden vinden.
Een lilapaarse, phalaenopsis-variant,
trekt onze aandacht. In een van de planten vind ik een misvormde bloem, een die
opvalt en – als wij de medewerker mogen geloven – een die weinig voorkomt. Deze
bloem toont twee hartjes. Jeanne is er mee in haar nopjes en voor de zekerheid
maak ik een close-up van de opvallende bloem. Het zou zomaar een voorbode
kunnen zijn…
Vroeg in de avond horen wij over de
geboorte van Samuel. Zijn pappa en mamma hangen tussen vreugde en bezorgdheid.
Zevenentwintig weken en twee dagen in plaats van veertig weken, en 765 gram.
Dat is wel erg weinig.
De komende dagen blijft Samuel’ toestand
dan ook kritiek. Maar evengoed, wij hebben er een kleinzoon bij!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten