Heb jij
dat ook wel eens, dat je iemand voor het eerst tegenkomt en onmiddellijk weet
wat voor vlees je in de kuip hebt? Terwijl ik de De Balmerd oversteek zie ik
een man met een zwarte, weliswaar volgroeide maar nog jonge herdershond. Man en
hond zien mij ook.
De man reageert zenuwachtig en haalt de
leiband aan. Het zogenaamde huisdier, maakt zich op voor een confrontatie met
mij. Dat zie ik aan zijn houding: gespannen en alert. Als het ware klaar voor
de eerste sprong…
Later vraag ik mij af of de hond zo
reageerde omdat ik hardlopend op hen af kwam. En tegelijkertijd bedenk ik dan, relativerend,
dit is een nutteloze veronderstelling; eigenaren van honden moeten hun dieren
leren omgaan met alle mogelijke situaties in de openbare ruimte. Deze
eigenaar doet er goed aan met zijn hond aan een opvoedingsprogramma deel te nemen,
om zichzelf baasjes-gedrag aan te leren en zijn hond van diens psychische stoornissen
te genezen, voor het te laat is. Bestaat er zoiets als een Pompe-kliniek voor honden?
Naar ik sterk vermoed, eigenlijk weet
ik het zeker, gedraagt dit jonge maar vervaarlijke koolzwarte dier, zich als de
alpha van zijn roedel, de leider van het gezin waarin hij als huisdier
opgenomen is. Zijn zogenaamde baasje – in werkelijkheid is dat de hond – doet er
alles aan om het beest strak bij zich te houden. Dat lukt maar half. Grommend
neemt het krachtige dier een sprong. Ik houd mijn pas in en poog mijn buik
zover mogelijk van de grauwende bek vol blikkerende tanden weg te houden. Adrenaline
neemt het van mij over: als vanzelf kromt mijn lichaam als een schoenlepel en
strekken mijn armen zich als die van een drenkeling. De hond wordt teruggerukt,
waarop ik mij ontspan en weg probeer te lopen. Opnieuw rukt de woeste hond de
leiband deels uit de handen van de hulpeloze man.
“Nouw…!”, mompel ik krachteloos
protesterend. Opnieuw sta ik stil, maar na een tel zie ik mijn kans schoon om
weg te rennen. Achter mij hoor ik de man zeggen: “Dat mag je niet doen!”
Waarschijnlijk tegen de hond en tegen beter weten in.
Onderwijl ik verder ren keert de rust
terug in mijn lijf.
Vandaag is een bijzondere dag. Onze zoon,
de oudste van de twee, zit nu op de fiets naar zijn nieuwe baan. Is mogelijk al
in de Pompe-kliniek gearriveerd, mijn
oude werkgever en een poosje die van onze tweede zoon. Als ‘de pompe’ niet zou
zijn gesloopt, opnieuw opgebouwd en alles bij het oude zijn gebleven, dan zou
ik hem op zijn weg hebben kunnen volgen. Met zijn 0-sleutel opent hij de deur
naar de ‘Zeedijk’ – een lange brede gang, die aan een zijde bestond uit grote
ramen die veel zonnewarmte doorgaven. Die warmte kroop in je broekspijpen
omhoog, vooral als de ploeg van het hoofd huishouding met boenmachines de uitgewassen-grind-vloer
onder handen had gehad.
Opnieuw gebruikt hij zijn 0-sleutel. Nu
voor de deur van de volgende gang die onder meer naar de kapel voerde…
De kapel, waarin onze zonen zijn
gedoopt, is intact gebleven. Ik heb zoonlief gevraagd om daar eens plaats te nemen
en zijn blik te werpen op het plafondraam dat het dichtst bij het Canisius-Wilhelmina-ziekenhuis is. Mijn
eerste klusje in de kliniek, een paar jaar voor zijn geboorte, was het
repareren van het mechanisme waarmee dat raam kon worden geopend en gesloten.
Over de Waalbandijk komt een fietsster
mij tegemoet. Aan haar zijde loopt een witte poedel. Als wij elkaar op vijftig
meter zijn genaderd stapt de vrouw af. Met een gebiedend gebaar laat zij haar
hond aan haar zijde in de berm zitten en wacht mijn komst rustig af. Terwijl ik
haar groetend passeer hoor ik haar mompelen: “Zit stil!”
Deze hond is goed opgevoed en het
bazinnetje de alpha.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten