Het
muisje ligt in het midden van de Hommelstraat. Ik neem aan dat het om een zij
gaat die hier op haar rug ligt. Schaamteloos. Haar witte buikje naar mij
toegewend alsof zij een hondje is dat gekroeld wil worden. In plaats van op
haar uitnodiging in te gaan ren ik door.
Overduidelijk een Mus musculus en overduidelijk dood. Terwijl ik het schamele lijkje van deze onfortuinlijke huismuis passeer en het nog een laatste blik gun, zit ik weer even in de auto…
Overduidelijk een Mus musculus en overduidelijk dood. Terwijl ik het schamele lijkje van deze onfortuinlijke huismuis passeer en het nog een laatste blik gun, zit ik weer even in de auto…
Wij rijden over de Elsenpas, Niek en ik.
Mijn kleinzoon verwondert zich over de groene achterwerken van de schapen. Waarom
dat zo is, wil hij weten. Gekleurd door de sappen van het gras, denk ik in
eerste instantie, maar dat kan niet kloppen: schapen zitten gewoonlijk niet
genoeglijk met over elkaar geslagen achterpoten op hun gat. Ik heb dat
tenminste nog nooit gezien. Maar Niek stelt een serieuze vraag, die verdient
een oprecht antwoord.
In plaats van hem met mijn fantasieën lastig
te vallen vertel ik over de regelgeving die het boeren verplicht om hun dieren
te merken.
“Je hebt toch wel eens van die gele
oormerken bij koeien gezien?”
Niek beaamt dat. Onderwijl herinner ik
mij een radioprogramma over deze lelijke ‘oorbellen’, zoals Niek ze noemt. Een
boer weigert zijn dieren, die hij ergens op de Veluwe houdt, van oormerken te
voorzien en vertelt over de consequenties die dit voor hem had. De reden voor
zijn halsstarrigheid is dat hij iedere koe kent. Niet alleen aan uiterlijk en
naam maar ook aan het gedrag. En de koeien kennen hem. Deze boer achtte
zichzelf verantwoordelijk voor het welzijn van zijn dieren en beschouwde hen
als leden van zijn gezin. “Je gaat je kind toch niet oormerken!” Daar had de verslaggever
niet van terug.
Samen vinden we de houding van deze
boer sympathiek.
“Jij beschouwt Loes toch ook als lid van jullie gezin?,” vraag
ik mijn kleinzoon, “Zou jij haar oormerken?” We schateren om het beeld van de
poes met gifgele ‘oorbellen’ in haar oren (dat Loes waarschijnlijk is gechipt,
vergeten we voor het gemak maar even.)
“En Snuf, de rat van Koen?” Niek verbetert
mij giechelend: “Cavia, opa! Snuf is toch geen rat!”.
“Ja natuurlijk, cavia. Ik kon er even
niet opkomen. Niet aan Koen vertellen hoor, dat ik Snuf voor rat uitmaakte.” En
natuurlijk vindt Niek dat ook Snuf deel uitmaakt van het gezin…
De huismuis hier op het asfalt, is eveneens
lid van een gezin en wordt misschien nu al gemist. Waarschijnlijk bestaat haar huishouden
uitsluitend uit muizen, maar dat maakt geen verschil. Terwijl ik verder ren
vraag ik mij af hoe zij midden op de straat aan haar einde is gekomen en
tegelijkertijd komt een koeientekening aan de wand van de koestal bij Broers
bovendrijven. Zo’n tekening was in mijn kindertijd verplicht om daarmee iedere
afzonderlijke koe te kunnen identificeren. Vol bewondering was ik daar over,
tot Piet mij vertelde dat de koeien al voorgetekend waren. De boer hoefde er
slechts de vlekken in aan te brengen. Hij beloofde mij dat, als er een nieuw
kalf geboren werd en dat kalf zichzelf had bewezen, ik de vlekken mocht
intekenen en inkleuren. Opgetogen vertelde ik dat aan Moe, maar volgens mij is
Piet zijn belofte niet nagekomen.
Thuisgekomen, na dat autoritje gistermorgen,
ben ik aan het googelen gegaan en ontdekte de ware reden voor de groene
achterwerken die Niek bij die schapen langs de Elsenpas signaleerde. Nu,
rennend over de Waalbandijk, denk ik na hoe ik die aan hem ga vertellen.
Wil jij weten hoe het zit? Lees het hier.
Maar let op, deze webpagina kan spannende beelden oproepen!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten