Voor
Wim, mijn oude zonnebloemvriend, is vandaag een bijzondere dag. Hij gaat
verhuizen. Samen met zijn medebewoners van Zorgcentrum
Alde Steeg. Eindelijk is het zo ver. Het heeft hem wekenlang bezig gehouden
en met hem alle andere bewoners. De laatste maanden bracht hij het veelvuldig
ter sprake: “Hoe moet dat met de lamp? Waar zal ik die kast plaatsen? De klok,
kan die zo’n verhuizing wel overleven? Moet ik die glazen zelf daar naar toe
brengen? Is er wel een aansluiting voor mijn computer?”
Terwijl ik hier over de Hommelstraat
ren zie ik hem en andere bekende oudjes, door de gangen van hun, bijna
tot op de draad versleten, (bejaarden)huis scharrelen op weg naar de
recreatiezaal. Hun eigen kamer is vandaag taboe. In de zaal worden zij tot laat
in de middag als bannelingen opgevangen. Daar moeten zij wachten tot hun nieuwe
kamer zover is ingericht dat zij er tenminste de komende avond en nacht op zichzelf
kunnen zijn en veilig slapen.
Wim en zijn trawanten mogen de
verhuizers niet voor de voeten lopen. Ik herinner mij die keer dat wij ook bijeengedreven
werden. Dat was in de gymnastiekzaal tussen de jongens en de meisjesschool. Die
morgen, het zal in de decembermaand van 1955 of 1956 zijn geweest, mochten we ons
klaslokaal niet in. We werden naar de zaal gedirigeerd en wachtten daar
opeengepakt op de dingen die te gebeuren stonden. Ondertussen zongen we onder
leiding van meester Dam. En naderhand, toen we eindelijk weer naar ons lokaal
mochten, zag dat er feestelijk uit: op ieders tafeltje een speculaaspop of taaitaai!
Ook Wim wordt bezig gehouden, tot hij
eindelijk naar zijn nieuwe kamer mag. Die heeft hij al gezien. Nog helemaal
leeg. Later vandaag zal deze gevuld zijn met vertrouwde spulletjes. Dat zal een
feest zijn.
Verhuizers en zorgcentrumbewoners, twee
werelden die verschillen van elkaar zoals de ganzen en schapen die ik nu voor
mij zie! Het zijn ganzen, waarvan ik enkele tientallen meters geleden nog
meende dat het molshopen zouden zijn, of wellicht pollen en polletjes andersoortig
gras. Duizenden liggen er hier in de nog frisgroen ogende weide tussen de
Waalbandijk en de Waal. Ertussen en er buitenom tientallen grazende schapen dik
schommelend in hun wol. Ik ren er langs en hoor slechts op enkele plaatsen voorzichtig
gekwebbel. Het ziet er naar uit dat de meesten van de grote watervogels de
slaap nog uit de ogen wrijven. Enkelen rekken en strekken hals, poten en
vlerken en in de verte, dicht bij de rivier, is er een bezig met
stemoefeningen. Misschien mag hij of zij later op de dag een voorstelling voor
de schapen verzorgen, als dank voor hun tolerantie. Die laatste trekken zich
van deze vreemde snaters echter niets aan en grazen stug door.
Zenuwachtigheid zal van deze laatste
nacht voor Wim en velen van zijn medebewoners een bijna slapeloze hebben
gemaakt. Het is ook een hele gebeurtenis om op zo’n hoge leeftijd een nieuwe
woonruimte te gaan betrekken. Als je jong bent is dat spannend. Maar nu, nu je niet
langer zelf kunt inpakken en versjouwen, nu je afhankelijk bent en zelfs niet
mag toezien hoe anderen jouw klok, die je dubbeltje voor dubbeltje
bijeenspaarde, overbrengt en een nieuw plaatsje geeft (“We mogen geen spijkers
of schroeven gebruiken, mag de klok wel aan de muur hangen?”), nu zie je daar huizenhoog tegenop.
O, Wim wist dat dit hem te wachten
stond. Toen zijn oude huisje moest worden gesloopt verliet hij dat met pijn.
Het was er vol herinneringen die onder het puin terecht kwamen. Die kamer in ‘Het
Huis’ zou maar tijdelijk zijn. Een tijdelijkheid die zich langer rekte dan
gedacht. Dat nieuwe plekje werd weer eigen, werd opnieuw met gewoonten en
herinneringen gevuld.
Vandaag verlaat hij zijn oude nieuwe
kamer voor een appartement. Wat zal hij trots zijn als hij mij mag rondleiden in
zijn nieuwe huis!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten