Twee
opvallende berichten de afgelopen dagen. Daar denk ik aan als ik langs Tuincentrum Bull ren. Waarschijnlijk dachten
we beiden aan Samuel toen we de eerste melding hoorden. Zo gaat dat met
echtelieden, bij alles wat je doet of onderneemt; ‘twee zielen, een gedachte’.
Samen drink je nietsvermoedend een kopje
koffie en leest de krant terwijl op de achtergrond een nieuwslezer een
gruwelijk nieuwsfeit vertelt. Het blijkt een horrorbericht. Zo noem je dat als
een baby, dat vermoedelijk in liefde werd verwekt, door de moeder als rommel in
een vuilstortkoker wordt gedeponeerd. Hoe eenzaam kan je leven beginnen en
eindigen, al slaagde dit ‘stuk afval’ er in om met gehuil de hulp van
voorbijgangers in te roepen.
Als vanzelf dacht ik aan die andere
baby. Dacht ik aan onze kwetsbare kleinzoon die al meer dan drie weken, dag in
dag uit, voor zijn leven vecht. En die deze strijd nog lang niet gewonnen
heeft, ook al heeft hij zijn eerste mijlpaal bereikt. Afgelopen zaterdag mochten
wij zijn eerste diploma bewonderen dat boven zijn couveuse in de intensive care
hangt: 1.030 gram, geschreven op een vel papier dat is opgevrolijkt met een
veelkleurig Rupsje Nooitgenoeg.
O, ik geef toe, er zijn niet zo veel
momenten van de dag dat ik niet aan Samuel denk. Ook nu, nu ik door de kille mist
over de Waalbandijk ren, is het moeilijk om niet in gedachten bij hem te zijn
en zijn papa en mama te zien, die hem koesteren met liefde en zorg. Ik vraag
mij af wat de moeder van die andere, minder fortuinlijke, baby dacht of voelde,
nadat zij haar kindje op die troosteloze plaats achterliet. Was zij verdrietig
of juist opgelucht?
Hoe uitzichtloos moeten je
omstandigheden zijn als je tot zo’n daad in staat bent?
De tweede, veel optimistischer, mededeling
zagen we een dezer dagen op de pagina’s met familieberichten van de Gelderlander (misschien wel dezelfde
krant waarin wij lazen toen via de radio het eerste bericht werd uitgesproken.)
Ik geef toe dat het vreemd overkomt om een overlijdensbericht optimistisch te
noemen, toch was het dat in zeker opzicht wel degelijk.
Wij hebben het er met een zekere regelmaat
over, over ons levenseinde. Niet omdat we het leven moe zij, zeker niet, we
willen graag een hoge leeftijd bereiken. Samen, wel te verstaan. En daar zit de
pijn. Eens zal het moment komen. Maar als een van ons overlijdt, blijft de
ander alleen achter. Dat is iets dat je niet wilt.
Het is raar om te denken ‘ik hoop dat
ik eerder ga’, want dat is tamelijk egoïstisch. Maar het is evengoed
zelfzuchtig om te hopen dat de ander juist eerder sterft.
Het is niet te regisseren, toch sterven
wij liefst tegelijkertijd. En dat overkwam afgelopen week Willy en Jet, op de
gezegende leeftijd van negentig, respectievelijk zevenentachtig jaar. Het voelt
bijna als de hoofdprijs. Het kan niet anders of dit was een hoogtepunt in hun
leven. Na zesenzestig jaar lief en leed met elkaar te hebben gedeeld, stapten
zij samen uit. Op dezelfde dag, onafhankelijk van elkaar.
Toeval? Nee, dat geloof ik niet. Dit overlijden
van twee zielsverwanten, onafhankelijk van elkaar, is meer dan gewoon toeval.
Hoewel dat feitelijk ook niets verklaart, denk ik dat hier sprake is van wat Carl
Gustav Jung synchroniciteit noemt. Misschien is het zoals wij regelmatig hetzelfde
denken en soms tegelijkertijd dezelfde vraag stellen, of een opmerking van
gelijke strekking maken. Twee zielen, een gedachte!
En hoe bijzonder is het dat op de dag
dat zij elkaar, zesenzestig jaar eerder, voor de wet hun jawoord gaven, Willy
en Jet worden gecremeerd?
De zon verhult zich achter de mist. Ook
van die kant zal geen antwoord komen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten