Het stemt vrolijk, de mist die door een zwakke wind tegen de hoog
opgeschoten maïs is gestuwd, als stofrollen over de vloer van mijn werkkamer.
Ze brengt een boodschap die mooi herfstweer inhoudt, hoewel de temperatuur nog
laag is.
Terwijl ik richting Waalbandijk ren, realiseer
ik mij dat ik geen verschil voel met vorige week, in het hardlopen bedoel ik.
Gelukkig is die ‘draaimolenziekte’ van afgelopen dinsdag niet meer teruggekomen
(zie: ‘Draaiduizeligheid’)
en heb ik misschien het geluk dat die voor altijd achterwege blijft.
In de buurt van de Brugstraat ontmoet ik
André en kan ik hem vertellen dat er een lepelaar en twee reigers, een blauwe
en een zilver, te bewonderen zijn. Ik leg hem uit waar, in de hoop dat ze nog
even blijven waar ze zijn (op de terugweg blijkt dat ze, op de blauwe reiger
na, zijn gevlogen, maar misschien heeft André ze nog kunnen zien.)
Als ik de Tacitusbrug nader ben ik weer terug
bij het uitstapje van woensdag. We waren met zes Zonnebloemgasten en zes
vrijwilligers naar het Openluchtmuseum. Daar moest flink geduwd worden want
niet alle paden zijn even glad geplaveid en het terrein is licht heuvelachtig,
maar we hebben er, als vrijwilliger, evengoed zeer van genoten. Vooral ook
omdat onze gasten het zo naar hun zin hadden. Alles zat ook mee, zelfs het
weer!
Het Openluchtmuseum is als een fotoalbum waarin
je terugbladert. Zo vond ik mijzelf terug bij het snoepwinkeltje van Loos.
Terwijl ik eindeloos naar de uitgestalde snoepwaren staar, nadat ik eerder al
een poos voor de etalage had gestaan, aarzelend wat te kiezen voor de vijf
centen in mijn broekzak, voel ik het ongeduld van moeder Loos toenemen. Ik voel
mij zenuwachtig worden en kies weer hetzelfde als altijd. Een soort van karamelsnoepjes,
elk apart in een papiertje gewikkeld, één cent per stuk…
Hier, in het winkeltje van Zus & Jet, waar ik met Annie
rondkijk, vind ik geen wikkelsnoepjes van toen tussen rijen uitgestalde zoetigheid.
Onze aandacht, die van Annie en mij, gaat tegelijkertijd naar de zakjes felroze
frambozensnoepjes. Twee euro voor een ons, de winkelier vult er graag een
puntzak mee. We proeven ze als het ware al in onze mond, maar dan spoelt de
tijd ons weer terug naar deze dag. We kijken elkaar aan en schudden ons hoofd.
Jij? Nee, toch maar niet. Het belletje klingelt nog als ik de winkeldeur achter
mij sluit.
Het is niet uitsluitend terugbladeren in de
tijd, wat we doen. In het park lopen wij ook tegen de toekomst aan.
Bijvoorbeeld in de kop-hals-rompboerderij uit het Friese Midlum. Alles in deze
boerderij ademt de jaren vijftig. Veel Nederlanders emigreerden toen. Overal in
de boerderij vinden we voorlichting uit die tijd: waar moet je aan denken als je
naar Canada trekt? In de enorme dorsruimte wordt een toespraak gehouden. Er
staan tientallen houten keukenstoelen waarvan er twee worden bezet. Aarzelend
betreden we de ruimte, bang om te storen. Op de open zoldervloer, waaronder
keuken en bedsteden, staat een op z’n zondags geklede heer achter een
microfoonstandaard. Een papier in zijn rechterhand waar hij af en toe een blik
op werpt. Hij vertelt ons wat ons staat te wachten als we naar Canada
emigreren. Hoe zeggen we wie we zijn, vraagt hij het publiek. Achter ons
antwoordt een elektronische stem aarzelend: I am a farmer. Heel goed, repliceert de deftige heer. Wij
vertrouwen het niet helemaal. Is de man wel echt? We lopen in een boog door de
ruimte, achter de verzamelde stoelen langs, en houden de heer nauwkeurig in het
oog. Nee, meen ik, het is een 3D-projectie. Toch blijft de twijfel, temeer daar
ik er nooit eerder één zag.
Nu ik hier langs de Waalbandijk ren weet ik
het zeker, het is te lang geleden dat ik in het Openluchtmuseum was.
Het was geen echte man maar een Pepper's ghost. Dat is, aldus Wikipedia, een truc om de illusie van een geestverschijning te creëren. Een techniek die trouwens voor het eerst al in 1862 werd toegepast (ook volgens Wikipedia). Maar in het openluchtmuseum zal ie wel tamelijk nieuw zijn :)
BeantwoordenVerwijderen