Hier, op de hoek Van Heemstraweg Hommelstraat, stond een kapitale woning
met een lage bovenverdieping, zoals er zoveel stonden en nog staan in het Land
van Maas en Waal. Ik ontdekte dit huis toen ik googelde op ‘Hommelstraat’. Daarover
vertelde ik Wim, mijn oude Zonnebloemvriend die binnenkort zesennegentig hoopt
te worden. Voor hem was dit ook nieuws. Hij woont al wel langer in deze
contreien dan ik, maar is eveneens niet van hier.
"O, ik weet nog zo weinig!," verzucht Wim.
We praten een poosje door over zijn jeugd, over wat
hij zich nog herinnert van de klompenmakerij.
Wat ik bijzonder vind, Wim, is dat ik mijn ouderlijk
huis als het ware kan uittekenen, terwijl de indeling van andere huizen, waarin
ik later woonde, mij niet meer zo helder voor ogen staat. Als voorbeeld laat ik
Wim zien hoe je bij ons in Wadway binnen kwam. De vloer van de ruime hal, die vroeger als
keuken in gebruik was, bestond uit tegels die rechtstreeks in het zand
lagen - plavuizen, merkt Wim tussendoor op, dat noemden wij plavuizen!
Plavuizen, inderdaad Wim. Blauwgrijze plavuizen. Ze kleurden donkerder op als er regen op komst was! Direct naast de voordeur was een raam, die als het ware verstopt was achter de trap naar de zolder, zij het dat die trap open was, zodat zicht en licht daar vrij doorheen konden. Zo was het voordat een volgende rigoureuze verbouwing plaatsvond.
Plavuizen, inderdaad Wim. Blauwgrijze plavuizen. Ze kleurden donkerder op als er regen op komst was! Direct naast de voordeur was een raam, die als het ware verstopt was achter de trap naar de zolder, zij het dat die trap open was, zodat zicht en licht daar vrij doorheen konden. Zo was het voordat een volgende rigoureuze verbouwing plaatsvond.
Het was een steile, vaste trap die naar het zolderluik
voerde. Ons kinderen werd geleerd om op dezelfde manier naar beneden te gaan
als dat je naar boven klom. Rugwaarts, zodat je je kon vasthouden, eerst aan de
omlijsting van het luik en vervolgens aan de trap zelf. We moesten nogal eens
midden in de nacht of vroeg in de morgen naar beneden, we hadden boven geen sanitair
en plassen in een overvolle pispot is niet aantrekkelijk! Altijd achterstevoren
de trap af dus. Veiligheid voorop, al moest je oppassen dat niet het luik door
een van je broers of zussen werd dichtgeworpen net als jouw handen nog om de omlijsting
daarvan klemden, maar dat terzijde.
Natuurlijk waren de treden van die trap te smal om op
een normale manier naar beneden te lopen. Maar een opgroeiende knaap
veronachtzaamde die les al gauw; ik ging liefst de trap af alsof die gemakkelijk
begaanbaar was. Dat brak mij soms op, meermaals moest ik me met een sprong in
veiligheid brengen.
Terwijl Wim op zoek gaat naar koekjes, vertoef ik nog
even bij dit beeld: een zonovergoten hal - de gang noemden wij die, geloof ik -
waarin ik, na een sprong van halverwege de steile trap, met blote voeten op de
natuurstenen plavuizen land. Door de lengte en de snelheid van die sprong rol
ik door en beland in de jassen aan de kapstok, die zo een prima stootkussen
vormen…
Inmiddels ren ik langs het maïsveld van Thé. Die zou
ik kunnen bellen, hij weet vast wel van dat huis. Op de terugweg, het
boerderijtje van Marie is al in zicht, realiseer ik mij dat zij een betere
informatiebron is.
Ik krijg gelijk!
Aan de keukentafel weet Marie direct waar ik op doel: “Het
huis van Wimke van Thiel bedoelt u! Dat is uitgebrand!”
Natuurlijk wil ik weten wanneer. Marie tuurt naar een
familiefoto aan de wand. Zij prevelt iets als: Roosje was nog een kleuter, zij
is nu zevenenvijftig…
Ik ren voldaan op huis aan en denk aan de mensen die
oorlog en extremisme ontvluchtten. Als zij over enkele jaren, tientallen wellicht,
hun thuis zoeken vinden zij misschien nog enkele bekenden die de
ellende daar hebben overleefd. Velen zullen hun ouderlijk huis niet meer vinden, noch de
precieze plek waar het stond. Tegen die tijd moeten zij zich met hun herinneringen behelpen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten