Gistermiddag
bladerde ik door de bestanden op mijn eReader – dit zijn de laatste dagen van
het jaar; tijd om een beetje op te ruimen. Daarbij stuitte ik op het boek ‘Over leven en schrijven’ van Stephen
King. Ik las het dit voorjaar en vertelde er Riky over op een zondag in april.
Ik begeef mij op glad ijs als ik je vertel waar we toen wandelden, want dat is
meer haar ding en er is een grote kans dat ik zo meteen, als ik dit blogje aan
Riky laat lezen, gecorrigeerd zal worden. Evengoed: we wandelden nabij Driel,
richting Heteren. Het kan heel goed de Karstraat zijn geweest, de bermen
bloeiden boterbloemgeel en in de voortuinen speelde het geel van trompetnarcissen
de boventoon, toen ik haar vertelde dat Stephen King veel aan zijn vrouw te
danken heeft. Tabby viste ‘Carry’ uit
de prullenbak en overtuigde hem van de kwaliteit van dat boek. Het werd zijn
eerste bestseller en bevrijde hem uit zijn geestdodende baan aan een middelbare
school. Zijn tweede redding, door haar en zijn kinderen, had tot resultaat dat Steve
zelf baas werd over drank, drugs en verdovende middelen, nadat deze laatste
zoveel jaren over hem hadden geregeerd.
Het verbaasde mij overigens dat ik pas
dit jaar hoorde over het bestaan van deze autobiografie, terwijl het al voor
2003 werd vertaald. Toen ik gister opnieuw door het boek wandelde nam ik mij
voor het bij een eerste gelegenheid opnieuw te lezen, vooral ook omdat ik mij
herinnerde dat ik zoveel van mijzelf in Stephen herkende. Niet omdat wij beiden
in 1947 zijn geboren, maar vooral omdat ik evenals hij, een ouder broertje had die
tijdens mijn jeugd een belangrijke rol in mijn leven speelde. Wij hadden elkaar
vaak nodig, Jantje en Siempie, zoals Dave Stevie nodig had. Al was het maar om
zijn ideeën uit te kunnen werken: je kunt niet in je eentje het experiment ‘de melkboer’
uitvoeren als je nog maar amper in staat bent om een emmer water – kostelijke melk in
onze ogen – bij de buurvrouwen links en rechts uit te venten. Samen lukt dat
wel. En als je zelf niet voldoende lef bezit om de stekker in het stopcontact
te duwen om te zien of de door jou bedachte Superdynamo werkt, laat je dat je
broertje doen die het volste vertrouwen heeft in jouw technische inzichten.
Sorry Jan, ik bedoel helemaal niet dat
jij mij steeds voor jouw karretje spande. Integendeel, wij vulden elkaar
prachtig aan zoals Stephen zijn oudere broertje David aanvulde. Toen ons
buurmeisje ons liet weten dat zij niets nodig had – niet omdat zij nog over
voldoende melk beschikte, maar om de in onze ogen, super domme reden dat zij
geen zin had om een rol in ons spel te spelen – voerde jij in eigen persoon jouw
intuïtieve plan onmiddellijk uit door de volle ‘literkan melk’, in de vorm van
moeders steelpannetje gevuld met water, over haar heen te gooien. Samen renden
wij weg en zaten in onze rats vanwege de mogelijke gevolgen van die actie! Voor
Stevie en Dave waren de gevolgen iets dramatischer. Op het moment dat Stephen
de stekker in het stopcontact duwde eindigde hun experiment vanwege het
doorbranden van een hoofdzekering. Vanuit hun slaapkamer zagen zij de politie komen
en hoe een man met spikes onder zijn schoenen, een mast beklom om de
transformator te herstellen…
Hier moet ik mijn verhaal beëindigen in
verband met het hier en nu. Op het frame waarin normaliter een prullenbak gevat
is, nu uit voorzorg vanwege mogelijk vuurwerkoverlast verwijderd, zit een vogel
trots en fier. Ik ren in zijn richting, oplettend vanwege de spiegelgladde
restanten ijs en sneeuw, maar ook om het mooie dier niet te verstoren.
Natuurlijk doe ik dat evengoed. Pas in de laatste tellen zie ik dat het een
sperwer is die zich zijdelings van de buis laat vallen, zijn vlerken uitslaat
en richting Waal vlucht.
In gedachten schreeuw ik opgetogen: “Hew
je ‘m zien Jantje?”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten