vrijdag 19 december 2014

Succes

Over het weer zal ik het niet hebben. Niet nu een leuke herinnering, vanwege een verhaal in National Geographic, de kop op steekt. Wel kan ik je melden dat mijn lichaam fel reageerde op wind en regenvlagen tegen het slaapkamerraam. Dat was kort voordat de wekker afliep. Ik draaide mij nog een keer om alsof ik daarmee de tijd kon bedwingen. Niet veel later wenste Riky mij sterkte! Je kunt er ook ‘veel plezier’ van maken, antwoordde ik haar. Dat deed zij graag (zolang ik maar droog en warm blijf, dacht zij daar misschien achteraan.)
         Nu jog ik over de Waalbandijk en verzamelt zich een kerstguirlande van waterpareltjes langs de rand van mijn pet. Een wielrenner, op een ligfiets met aanhanger – vermoedelijk om zijn kleren droog te vervoeren –, fietst om mij heen. We groeten elkaar net iets enthousiaster dan gebruikelijk, alsof we daarmee willen zeggen “ha, jij ook in dit beestenweer!”
         Zo, ik heb de dijk weer voor mijzelf en alle tijd om in die herinnering te duiken. Meester Pannemans vertelde ons, de vijfde klas van de lagere jongensschool, dat er dieren zijn die jagen en dat er om die reden prooidieren zijn. Wij zijn eigenlijk ook jagers, beweerde hij. Maar wij ontdekten dat het veel slimmer is om van onze prooidieren huisdieren te maken. Dat ‘wij’ bracht ons in verwarring, mij ook. Maar hij koos (gelukkig) de zoon van een molenaar uit, en zei zoiets als, Klaas, beste jongen, ik bedoel niet jou, of jouw ouders, maar wij, mensen. Wij deden dat en daar hebben we duizenden jaren over gedaan.
         Iets in de bewering van Meester klopt niet, dacht ik, maar kreeg er geen vinger achter. Het duurde nog een paar jaar voordat het voorval in de vijfde klas mij te binnen schoot toen ik over de evolutietheorie van Charles Darwin las. Ik was toen ongeveer zeventien. Door een boek van The Reader’s Digest, de ‘Wondere wereld der dieren’ genaamd, was ik wat meer in de dierenwereld geïnteresseerd geraakt, en in de natuur in het algemeen (ik heb dat boek nog steeds hoewel het papier verre van aangenaam ruikt.)
         Toen ik dus kennis maakte met de theorie van Darwin dacht ik aan de prooidieren van Pannemans, zag ik als het ware koeien rennen voor hun leven en wist, iets klopt er niet. Evolutie is een proces gebaseerd op succes. Dieren die worden bejaagd passen zich op den duur aan door bijvoorbeeld sneller te rennen, vliegen of zwemmen. De jagers op hun beurt ontwikkelen weer aanpassingen in hun jachttechniek. Enzovoort.
         Onze koeien staan op zijn gunstigst in de wei. Meestal gescheiden van de stieren. De enige die op hen jaagt is de mens. Daar merken zij niet zo veel van, want wij pikken onze prooi er stilletjes tussenuit, dirigeren het naar de vrachtwagen en het abattoir. De koe denkt dat zij succes heeft en geen reden om vlucht- dan wel ander gedrag te ontwikkelen; wegens domesticatie geen evolutie!
         Zouden onze runderen in het wild leven, zoals dat stel op Sutherland, in de baai van Chileens-Patagonie, dat binnen tientallen jaren verwilderde, dan wordt het een heel ander verhaal. In dat stukje land, ontoegankelijk wegens kliffen, oerbossen en moerassen, jagen cowboys eens per jaar op deze woeste dieren – baguales genoemd – omdat hun vlees zeer in trek is. Baguales laten zich echter niet gemakkelijk vangen. De verslaggever trof een stier op zijn pad. In de nabijheid was geen boom om in te vluchten. Op dat precaire ogenblik arriveerden vier cowboys. De stier zag hen ook en maakte zich uit de voeten…
         Zo’n jacht is goed om overtollige hormonen kwijt te raken. Daar heb ik gelukkig geen last meer van. Wel raad ik je aan het verhaal, ‘Cowboys van Patagonië’, te lezen (je vindt het in de National Geographic van deze maand.)
        

         

Geen opmerkingen:

Een reactie posten