Over het
weer zal ik het niet hebben. Niet nu een leuke herinnering, vanwege een verhaal
in National Geographic, de kop op
steekt. Wel kan ik je melden dat mijn
lichaam fel reageerde op wind en regenvlagen tegen het slaapkamerraam. Dat was
kort voordat de wekker afliep. Ik draaide mij nog een keer om alsof ik daarmee de
tijd kon bedwingen. Niet veel later wenste Riky mij sterkte! Je kunt er ook ‘veel
plezier’ van maken, antwoordde ik haar. Dat deed zij graag (zolang ik maar
droog en warm blijf, dacht zij daar misschien achteraan.)
Nu jog ik over de Waalbandijk en
verzamelt zich een kerstguirlande van waterpareltjes langs de rand van mijn pet.
Een wielrenner, op een ligfiets met aanhanger – vermoedelijk om zijn kleren
droog te vervoeren –, fietst om mij heen. We groeten elkaar net iets enthousiaster
dan gebruikelijk, alsof we daarmee willen zeggen “ha, jij ook in dit
beestenweer!”
Zo, ik heb de dijk weer voor mijzelf
en alle tijd om in die herinnering te duiken. Meester Pannemans vertelde ons,
de vijfde klas van de lagere jongensschool, dat er dieren zijn die jagen en dat
er om die reden prooidieren zijn. Wij zijn eigenlijk ook jagers, beweerde hij.
Maar wij ontdekten dat het veel slimmer is om van onze prooidieren huisdieren
te maken. Dat ‘wij’ bracht ons in verwarring, mij ook. Maar hij koos (gelukkig)
de zoon van een molenaar uit, en zei zoiets als, Klaas, beste jongen, ik bedoel
niet jou, of jouw ouders, maar wij, mensen. Wij deden dat en daar hebben we
duizenden jaren over gedaan.
Iets in de bewering van Meester klopt niet, dacht ik, maar kreeg er geen vinger achter. Het duurde nog
een paar jaar voordat het voorval in de vijfde klas mij te binnen schoot toen
ik over de evolutietheorie van Charles Darwin las. Ik was toen ongeveer zeventien. Door een boek van The Reader’s
Digest, de ‘Wondere wereld der dieren’ genaamd, was ik wat meer in de
dierenwereld geïnteresseerd geraakt, en in de natuur in het algemeen (ik heb dat
boek nog steeds hoewel het papier verre van aangenaam ruikt.)
Toen ik dus kennis maakte met de
theorie van Darwin dacht ik aan de prooidieren van Pannemans, zag ik als
het ware koeien rennen voor hun leven en wist, iets klopt er niet. Evolutie is een
proces gebaseerd op succes. Dieren die worden bejaagd passen zich op den duur aan
door bijvoorbeeld sneller te rennen, vliegen of zwemmen. De jagers op hun beurt
ontwikkelen weer aanpassingen in hun jachttechniek. Enzovoort.
Onze koeien staan op zijn gunstigst in
de wei. Meestal gescheiden van de stieren. De enige die op hen jaagt is de mens.
Daar merken zij niet zo veel van, want wij pikken onze prooi er stilletjes tussenuit,
dirigeren het naar de vrachtwagen en het abattoir. De koe denkt dat zij succes
heeft en geen reden om vlucht- dan wel ander gedrag te ontwikkelen; wegens domesticatie geen evolutie!
Zouden onze runderen in het wild leven,
zoals dat stel op Sutherland, in de baai van Chileens-Patagonie, dat binnen
tientallen jaren verwilderde, dan wordt het een heel ander verhaal. In dat
stukje land, ontoegankelijk wegens kliffen, oerbossen en moerassen, jagen cowboys eens per jaar
op deze woeste dieren – baguales genoemd – omdat hun vlees zeer in trek is.
Baguales laten zich echter niet gemakkelijk vangen. De verslaggever trof een stier
op zijn pad. In de nabijheid was geen boom om in te vluchten. Op dat precaire
ogenblik arriveerden vier cowboys. De stier zag hen ook en maakte zich uit de
voeten…
Zo’n jacht is goed om overtollige
hormonen kwijt te raken. Daar heb ik gelukkig geen last meer van. Wel raad ik
je aan het verhaal, ‘Cowboys van Patagonië’, te lezen (je vindt het in de National Geographic van deze maand.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten