Carcinologie,
zomaar een woord uit de Dikke Van Dale
waarvan ik de betekenis niet kende. Er zijn, natuurlijk, heel veel woorden in
De Dikke waarvan de zin mij onbekend is. De betekenis van de glinsterende karafjes daarentegen,
een op iedere vensterbank langs de splinternieuwe huiskamerramen van het hagelnieuwe
‘Roelofshuis’, dat aan het einde van de Hommelstraat staat, spreken voor zich:
de aanstaande bewoners laten er geen gras over groeien; zij trekken er in, in
de tijd dat de kwasten en verfrollers van de huisschilder waarschijnlijk nog
nat zijn. Terwijl ik er langs
jog vraag ik mij af hoe kort het geleden is dat de firma Van Vulpen met de sloop van de oude woning startte (zie ‘Sloop’.)
Op aanraden van de schrijver van de
vijfentwintigste editie van het Groot
Dictee der Nederlandse Taal, Bart Chabot, sloeg ik ruim een week geleden een
van de boeken van Van Dale, op een
willekeurige plaats, open en priemde mijn wijsvinger halverwege in een van de
vier kolommen. Aanvankelijk nog gedeeltelijk verborgen onder mijn vinger,
direct voorafgaand aan carcinoom, las ik de betekenis van het woord ‘carcinologie’:
‘(de (v.)) leer, studie van de krabben en kreeften’.
Onze taal zit maar vreemd in elkaar,
vind ik. Tussen een kwaadaardig kankergezwel (carcinoom) en de mate waarin een
stof kankerverwekkend is (carcinogeniteit) in, wordt in de woordenlijst de
aanduiding van het beroep van de carcinoloog weergegeven, van de man of vrouw
die krabben en kreeften bestudeert. Het bevreemde mij sowieso dat er betreffende
krabben en kreeften een aparte studierichting bestaat, daarom zocht ik het op
en ontdekte dat er zesentachtighonderd soorten krabben beschreven zijn. Alleen
al deze enorme aantallen rechtvaardigen een studiespecialisatie.
Rennend over de Waalbandijk – hoeveel
krabben en kreeften zullen een bestaan vinden in het stukje Waal dat ik nu
passeer? – bedenk ik dat Bart Chabot gelijk heeft. Af en toe een woordenboek
openslaan om een willekeurig woord te bekijken, kan helpen. Zowel om de
schrijfwijze te leren als de betekenis. Er is overigens een tijd geweest waarin
we in ons gezin regelmatig een spel speelden dat lijkt op de tip van Bart.
Daarvoor gebruikten we het ‘Prisma-woordenboek
Nederlands’ dat in 1964 werd uitgegeven door Uitgeverij Het Spectrum.
Ergens in de jaren tachtig vermaakten
we ons vele uren met dat dunne boekje (325 pagina’s voor alle Nederlandse
woorden, waar Van Dale er 4.464 nodig heeft) als het buiten te koud of nat
was om er op uit te gaan. De spelregels, voor zover ik mij die nog herinner, zijn
simpel: om de beurt zoek je een woord op (bijvoorbeeld in een Prismawoordenboek) waarvan je vermoedt dat de andere spelers de betekenis niet kennen.
Vervolgens bedenk en schrijf je drie betekenissen op waaronder de juiste. De
anderen kiezen vervolgens het goede antwoord op jouw meerkeuzevraag: betekent
…: a. …, b. …, of c. …? Diegene die het juiste antwoord geeft krijgt een punt en
mag de volgende vraag stellen (als meerdere spelers het goede antwoord geven, gaat
de beurt naar de eerstvolgende volgens de wijzers van de klok). Komt niemand
met het goede antwoord dan krijgt de vrager alle punten (een per speler) en stelt
een nieuwe meerkeuzevraag.
Misschien ga je dit spel spelen, de
komende kerstdagen; het zal je nog verrassen hoeveel onbekende woorden er tevoorschijn
komen!
O ja, nog een aanvullende spelregel: je
slaat het woordenboek op een willekeurige pagina open. Vind je in de twee
pagina’s die voorliggen geen woord dat jou geschikt lijkt, mag je nog één keer
openslaan. Op die twee verse pagina’s kies je een woord, of je slaat je beurt
over.
Nu ik weer aan dat spel terugdenk vraag
ik mij af: had het een leereffect? Misschien wel. Wat ik over krabben leerde is dat het vlees
dat je uit de tien poten peutert, heerlijk is, maar datgene onder het dekschild
vind ik persoonlijk te bitter.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten