Mist en
lawaai begeleiden mij tijdens de eerste driehonderd meter van mijn
hardlooprondje. Een deel van de herfst verdwijnt in de buik van een bulderende veegzuigwagen.
Het langzaam voortbewegende voertuig neemt met zijn omvang, hels kabaal en
felle verlichting een groot deel van de Tempelstraat in beslag. Twee meisjes
schieten op hun fiets vlak voor mij het voetpad op. Zij roepen een
verontschuldiging die in de herrie van de zuigmachine verloren gaat. Met iedere
pas verdwijnt het geraas naar de achtergrond, maar de mist blijft.
Winterzolen voor hardloopschoenen,
zoals winterbanden voor de auto, bestaan die eigenlijk? Hier op het asfalt van
de Waalbandijk, zouden die welkom zijn nu mijn voeten geregeld weg slippen. Er
zit niets anders op dan uit te wijken naar de berm. Voorzichtig ren ik verder,
plassen ontwijkend, terwijl ik in gedachten terugga naar een van de vroege
winters van weleer. Ondanks de vrieskou en schrale wind droegen we nog onze
zomerse kleren onder een jas en sjaal. De wind blies onze wangen stijf en liet onze ogen tranen. Thuis kleurden onze handen en benen vuurrood door de
warmte van de kachel. Moe smeerde een goedje over onze schrale benen, sprôze
biene noemden wij dat in ons Westfriese dialect. Aanvankelijk werd het
brandende gevoel nog erger maar Moe verzekerde ons dat dit van korte duur zou
zijn.
Misschien was die plotseling invallende
winter in dat jaar de gelegenheid dat onze kleren werden omgewisseld. Best
spannend trouwens, zo’n gebeurtenis: past alles nog of zijn we er uit gegroeid?
Misschien was het bij die gelegenheid dat ik voor het eerst een lange winterbroek
kreeg die was voorzien van broekzakken. Passen in de warme huiskamer. De broek had
opbollende pijpen veroorzaakt door bandjes of elastiek in de zoom van de pijpen.
Of het een afdankertje was van mijn oudere broer, of nieuw, dat weet ik niet.
De zakken, die waren van belang. De rest telde niet. Als vanzelf verdwenen mijn
handen daarin en kreeg ik voor het eerst de waarschuwing te horen die nog vele
malen volgen zou: “Handen uit je zakken!”
Tot dat moment had ik er niet over
beschikt, over broekzakken bedoel ik.
Als een klein stukje bevroren tijd
staat het in mijn geheugen gegrift: de eerste keer in die broek voelde ik mij alsof
ik van het ene op het andere moment een stukje was gegroeid, alsof ik er
plotseling bij hoorde, bij de wereld van de grote jongens. En ondanks de felle waarschuwing
gleden mijn handen trots en voldaan in deze verborgen ruimten (en spoedig leerde
ik de vele voordelen kennen die broekzakken te bieden hebben als bergruimte
voor van alles en nog wat.)
HEMA
beloofde mijn bestelling, twee winterpyjama’s, binnen enkele werkdagen
beschikbaar te hebben in hun plaatselijke filiaal. Na een paar dagen ontving ik
echter een excuusmail; vanwege de drukte rond het sinterklaasfeest kon de
toezegging niet worden waargemaakt. Eindelijk, op 4 december was het zover. Het
voelde een beetje als op pakjesavond, hoewel er geen rijm op het pakje was
geplakt. Eerst het pakpapier verwijderen, dan het beschermende plastieken
omhulsel. Direct maar passen, want niet goed: ruilen of geld terug.
Het was een vreemd gevoel, bij daglicht
in de huiskamer. Net als die eerste keer, waarschijnlijk meer dan zestig jaar geleden,
gleden mijn handen als vanzelf in de zakken van de pyjamabroek. Zakken in de
pyjamabroek? Ja, er zitten zakken in mijn nieuwe pyjamabroeken. Ook ik begrijp
daar nut en noodzaak niet van, desondanks, er zitten zakken in mijn nieuwe
pyjamabroeken.
Nu was er niet dat speciale gevoel van
toen, was het niet alsof ik plotseling een stukje groeide. Maar evengoed: voor
de eerste keer heb ik broekzakken in mijn winterpyjama. Wat zal ik daar in
opbergen?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten