De schapen die een stukje van het dijktalud begrazen lijken weer
geheel hersteld van de schrik die een jonge herdershond hen een paar weken
geleden bezorgde (zie: ‘Balanceert’).
Zij grazen veel meer ontspannen en de meesten van hen durven zich vrij,
los van de groep, in de hun toebemeten ruimte te bewegen. Evengoed zijn er vier
of vijf die mijn komst alert gadeslaan. Ik heb het gevoel dat zij zich
afvragen, waar is die jonge hond? Nou ja, ik wil ze wel eens zien als er hier
in de buurt een vulkaan tot leven komt.
Een onzinnige inval?
Ja, maar niet helemaal.
‘De Klap komt’, las ik in de
Quest van december 2015, de onderkop luidde: ‘Nederland heeft twee vulkanen die ooit nog eens tot uitbarsting komen’.
Een beetje flauw is het natuurlijk wel, dat gekoketteer met onze bijzondere
gemeenten, net zo flauw als mijn opmerking over een vulkaan hier in de buurt.
Toch? Oké, bestuurlijk gezien vormen Bonaire, Sint Eustatius en Saba Nederlands
grondgebied, evengoed als bijvoorbeeld Rottumerplaat en Simonszand. Maar als de
gemiddelde Nederlander aan Nederland denkt, ziet die geen tropische cactussen, roze pelikanen of met palmen omzoomde lagunes.
Toch, en daar zat voor mij de
verrassing van dit Quest-artikel verborgen, als een boon in een chocolade-ei, heeft
het Nederland van de gemiddelde Nederlander wel degelijk een vulkaan! Na lezing
van het artikel drong vaag begrip dwars door mijn verrassing heen, herinnerde
ik mij dat een oliemaatschappij, dertig of veertig jaar geleden, bij een
proefboring recht in de pijp van een vulkaan boorde. Deze vulkaan, de Zuidwalvulkaan,
ligt onder een twee kilometer dikke laag gesteente onder de Waddenzee in de
buurt van Harlingen. Hij was actief tijdens de Jura (ongeveer honderdvijftig
miljoen jaar geleden) en is na al die jaren nog steeds niet afgekoeld. In de
vulkaan is het dertig graden warmer dan op twee kilometer diepte gebruikelijk is.
Dit verschil in temperatuur bracht mij terug naar een zwempartij tijden een
vakantie…
We logeerden met z’n allen, ons
gezin en dat van Ben, Riky’s broer, in Wittlich. Deze Duitse stad ligt aan de rand
van de Vulkaan-Eifel waar je prachtige en interessante wandelingen kunt maken. Omdat
er nog steeds vulkanische activiteit is, stinkt het hier en daar wel behoorlijk
naar verrotte eieren, maar dat onderstreept slechts het feit dat het een geologisch
interessant gebied is. Een aantal van de kraters hebben zich gevuld met water.
Deze meren worden Maaren genoemd. Het Pulvermaar is daarvan de grootste,
mooiste en diepste, en er is een zwembad in gesitueerd. Indertijd voor ons meer
dan genoeg argumenten om er een middagje door te brengen.
Nog even terzijde: in de auto op
weg daarnaar toe kwam ik er achter dat ik mijn zwembroek niet in de badtas
stopte. Dat kwam aan het licht door eenzelfde gesprek dat je soms in de auto voert
kort na vertrek naar een vakantiebestemming. Zo’n discussie begint altijd met
een vraag als: “Heb jij het fruit nog in die tas gedaan?” Geen zwembroek. Getverderrie drukt zacht uit wat ik daarvan vond. Dat werd dus zwemmen in mijn onderbroek!
Ben en ik lieten de kinderen aan
hun moeders over. Want naar de overkant zwemmen, dat was het doel. Hoe verder
we gingen, hoe dieper het meer werd. Na ongeveer een
halve kilometer, bijna in het midden van het meer, ontstond bij mij iets als hoogtevrees.
Ik denk dat Ben zich er ook niet meer lekker bij voelde, want hij ging graag mee
terug…
Wat mij het meest van dit
zwemtochtje is bijgebleven, en waarom ik er aan dacht tijdens het lezen van dat
Quest-artikel, is dat het water steeds warmer werd, hoe dichter we het
middelpunt van het meer naderden. Ik kreeg
visioenen van een uitbarsting. Niet zo gek, want hij was en is nog steeds
actief.
Of dat gaat gebeuren? Niemand
weet het, maar de tijd zal het leren!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten