dinsdag 17 november 2015

Kalasjnikov

De massaslachting in Parijs dreunt nog na. De opmaak van de krant, de journaals, de gesprekken op straat of aan de telefoon, je kunt er niet omheen. En dat zal nog wel een poosje duren, voor ons, voor familie en vrienden van de slachtoffers gaat het nooit meer over.
Steeds als ik aan vrijdagnacht terug denk zie ik de Zuid-Afrikaanse studente, Isobel Bowdery, die zich dood houdt in het Franse theater Bataclan, onderwijl terroristen een bloedbad aanrichten. Tegelijkertijd zie ik slachtoffers van het nazisme op de rand van een door henzelf gegraven greppel staan, waarin lijken zich ophopen. Zoals Isobel kon een van hen het navertellen doordat hij zich als dood voorover in de greppel liet vallen en begraven werd onder de lichamen van medeslachtoffers.
Gisteren was er gekissebis tussen Ghislaine Plag, presentatrice van het Radio1-programma ‘De Ochtend’, en SP-Tweede Kamerlid Harry van Bommel. Zo kwam het tenminste op mij over. Naar aanleiding van de uitspraak van onze minister president: ‘IS is onze vijand, daarmee zijn wij in oorlog…’, probeerde Ghislaine Harry keer op keer over te halen zijn opvatting over de terreuraanvallen in Parijs te herzien.
Ondertussen ren ik langs de Loenensche Wel en zie dat aan de lage waterstand een einde is gekomen. Door kwel zijn de droge delen van de nevengeul weer onder water verdwenen. Een dun laagje weliswaar, maar het is een begin. Het woonbootje van Klaartje ligt ook weer een stukje hoger. Dat doet mij aan vrijdag denken.
Misschien had ik vrijdagmorgen een voorgevoel. Dat begon met de aanblik van een vreemde auto die bij Klaartje voor de loopbrug stond geparkeerd. Een zwarte. Toen ik er aan voorbij rende zag ik pas dat haar eigen auto er evengoed stond, zoals meestal op vrijdagen het geval is. Eerder kon ik die niet zien omdat de zwarte die van haar afdekte. Zij zal een logé hebben, verder dan dat dacht ik op dat moment niet.
Op weg terug rende ik door de wijde bocht net na de Tacitusbrug, zodat de rode Clio van Klaartje langzaam te voorschijn kwam. Dit is wat ik zag: een persoon die geheel in donkere kleding schuil gaat, buigt zich over de auto van Klaartje. Dichterbij gekomen zie ik dat hij, of zij, met een langwerpig ding manoeuvreert, dat nauwelijks van de persoon te onderscheiden is (toen dacht ik niet aan een Kalasjnikov), en dat een hoodie strak over het hoofd is getrokken. Hij of zij, of het, denk ik er achteraan, alsof ik in een horrorverhaal van Stephen King ben beland, inspecteert het deurslot. Ik krijg de indruk dat de persoon, of het ding, aan de daklijst hangt en de auto licht aan het schommelen brengt. Wat is er toch aan de hand? Ik voel mijn hartslag oplopen. Spanning vult mijn borstholte terwijl ik de vuurrode auto nader. De mysterieuze persoon beweegt zich achteruit en verschuilt zich achter de zwarte auto. De zwarte auto! Die was ik totaal vergeten. Evengoed loopt mijn spanning op terwijl ik de vuurrode Clio passeer. Niets te zien. Ook niet bij de zwarte. Het zijn gewoon twee geparkeerde auto’s.
Twintig meter er aan voorbij keek ik voor de zekerheid nog even over mijn schouder. Niets!
Ter verontschuldiging kan ik aanvoeren dat er vrijdag nog weinig licht in de morgen zat. Het woei bovendien hard met rukvlagen. Dat kan lichte bewegingen in de geparkeerde auto’s hebben gebracht. Mijn hersenen vulden de rest aan.
Dat was alles, maar evengoed veelzeggend, misschien!
Ik ben het met Harry van Bommel eens: terreur kun je niet met oorlog beantwoorden. Dat hebben we al vaak kunnen ervaren. Irak, Afghanistan, Libië; oorlog veroorzaakt uiteindelijk nieuwe oorlogen. Oorlog zaait haat. Ik herinner me een uitspraak van buurman Jaap. Ik was een jaar of tien en hielp hem wieden. Brandneteltjes, daar had ik een hekel aan. “Kun jij die niet doen?” vroeg ik Jaap.
“Nee joôn,” antwoordde Jaap, “wie zaait moet wieden!”



Geen opmerkingen:

Een reactie posten