Een
vrolijke groet van twee wandelende broers uit Winssen haalt mij weg bij het
afgelopen weekeinde dat we in Haarlem, Schagen en Spanbroek hebben doorgebracht.
In deze scherpe bocht van de Waalbandijk, net achter de Tacitusbrug, lopen we
elkaar letterlijk tegen het lijf. Bijna. De twee mannen gaan schuil achter een
donkere zonnebril, die hen prima bescherming biedt tegen het felle licht van de
laaghangende zon. Op het moment van passeren klinkt het tweestemmig: “Goeiemorgen
Simon!,” waarbij zij mij opvallend vrolijk aankijken. Ik beantwoord hun groet,
dan zijn we elkaar alweer gepasseerd.
Al binnen de volgende honderd meter realiseer ik mij
dat zij wat meer van mij verwacht hadden, dat hun vrolijkheid meer weg had van
olijkheid. Ik voel de impuls om te keren en het goed te maken, maar ren
evengoed verder, waarbij ik afsla naar de Uiterwaard. Ik had, in antwoord op
hun groet, op z’n minst goeiemorgen André en Harry moeten roepen, natuurlijk, dan
had ik vast aan hun verwachting voldaan.
Ik voel dat ik dit moet uitleggen.
In de loop van de afgelopen weken hadden we een aantal
korte ontmoetingen. Ik vertelde hen dat ik met een goede vriendin over twee
wandelende broers uit Ewijk sprak, over hen dus, waarbij zij, mijn goede
vriendin, zich afvroeg of zij hen zou kennen – want zij kent iederéén in Ewijk,
maar kon hen uit mijn beschrijving niet thuisbrengen. Kortom, haar
nieuwsgierigheid was definitief gewekt en als Ria eenmaal nieuwsgierig is…!
Dus, vroeg ik hen naar hun familienaam.
“Om te beginnen,” antwoordde André toen, “komen wij
niet uit Ewijk maar uit Winssen!”
Die mededeling kwam aan!
André kom ik namelijk al een aantal jaren tegen, hij
wandelend ik rennend. Bij die gelegenheden groeten we elkaar en maken af en toe
een kort praatje. Later wandelde hij met zijn broer (zie: ‘Sjans’).
Ook in mijn blogs is het voor mij steeds André (en Harry) uit Ewijk, wat
vervolgens André en Harry uit Winssen werd. Mijn verklaring maakte hen benieuwd
naar de verhaaltjes die ik schrijf.
Een jonge koe schrikt op nu ik plotseling voor haar
opdoem. Zij zat met haar neus in de dichtte begroeiing langs en onder de
afrastering van de wei tussen de Uiterwaard en de Waal. Op ditzelfde moment
vliegt een kraai luid krassend op en over onze hoofden. Het is alsof hij zowel
mij als koebeest uitlacht, doet dat waarschijnlijk ook. Verderop, landt de
zwarte vlerk onder de ruige begroeiing bij een wilg. Op tien meter van hem
verwijderd zie ik dat hij er een walnoot vond. Er zit al een gaatje in de noot want
bij mijn nadering steekt hij voorzichtig zijn bovensnavel in dat gat zodat hij deze
harde buit gemakkelijk tussen zijn snavel kan klemmen. Met zijn vondst vliegt
hij verder naar waar hij het veiliger acht, gevolgd door een soortgenoot. Daar wordt
hem zijn lekkere hapje betwist, iets waarmee hij het luidruchtig oneens is.
Afgelopen vrijdag stak André een klein blauw stukje
papier omhoog toen wij elkaar in het zicht kregen. Thuis ontvouwde dat briefje
een verrassing, namelijk de groet en het emailadres van Joop. Al die jaren kwam
ik Joop tegen terwijl ik meende met André van doen te hebben! Dat veranderde allemaal.
Ik mag niet meer denken, als ik hen tegenkom: Há, daar heb je André met zijn
broer Harry! Dat moet worden: Há, daar heb je Joop en Harry! Klein verschil,
maar toch!
Het blauwe papiertje betekende bovendien dat ik Ria’s
nieuwsgierigheid volledig bevredigen kon. Eindelijk weet zij wie deze
wandelende broertjes uit Winssen zijn. Dat neemt niet weg dat ik daarstraks had
moeten roepen, in antwoord op hun olijke groet: “Ook een goede morgen, André en
Harry!”
Dit was het enige moment waarop ik deze grap had
kunnen maken. Jammer, het kan nu nooit meer!
Joop, André, Harry? Duizelig schonk de lezer een kopje koffie om tot bezinning te komen.
BeantwoordenVerwijderen