Mijn aandacht is volledig bij een moord als een
bekend schoolmeisje mij vanonder haar capuchon groet. Een eenzaam meisje op de
fiets. Mijn beeld van verlaten pleinen en straten in Brussel, bewaakt door pantservoertuigen,
zwaar bewapende politieagenten en soldaten, maken van dit schoolmeisje een
kwetsbaar meisje. Niet overdrijven, Simon, houd ik mezelf voor, het
gevaarlijkste hier in de Hommelstraat is Herman en die staat rustig in zijn
weitje, herkauwend op zijn vroege ontbijt. Ik neem gerustgesteld de natte
bielsen naar de Waalbandijk.
Het nieuws over een moordbosje werd mij spontaan door
Joop en Harry aangereikt. Dat was afgelopen vrijdag. De wandelende broers en ik troffen elkaar midden
onder de Tacitusbrug en nee, van dat moordbosje had ik nog niet gehoord.
Eigenlijk drong het ook niet direct tot mij door en toen ik mijn hardlooprondje
hervatte liet ik dit nieuws even bezinken. Toen dacht ik aan die keren dat ik het
geluid van een ander paar rennende voeten hoorde, zonder dat er andere
hardlopers of wandelaars in de buurt waren. Dat gebeurde steeds als ik in de
buurt van dat – nu beruchte – bosje was. Toen ik mij dit realiseerde kreeg ik
spontaan kippenvel en gingen ook de haren in mijn nek rechtop staan. Een neef
van mij heeft hetzelfde ervaren (zie: ‘Springtechniek’),
evengoed heb ik steeds gedacht, als het zich weer eens een keer voordeed, dat
er een natuurlijke uitleg moet zijn. Nu denk ik daar anders over, nu
geloof ik dat dit moordbosje wel eens de verklaring voor dit fenomeen kan zijn.
Thuisgekomen, afgelopen vrijdag, heb ik gegoogeld maar
niets over een moord of een moordenaar gevonden. Helemaal niets. Van de ene
kant is dat jammer, maar van de andere kant ondersteunt het mijn vermoeden dat
de vermoorde geen rust kent omdat zijn moordenaar nooit gevonden is. Daarom heeft
de geest van het slachtoffer geen rust en rent regelmatig naar de plaats waar
hij aan zijn einde kwam. Je merkt dat ik er van uitga dat het om een man gaat
die in het moordbosje werd vermoord. Daarvan ben ik namelijk tamelijk zeker
omdat de voetstappen klinken als die van een man. Bovendien neem ik aan dat het
vele jaren geleden gebeurde. Wellicht in het jaar 1820.
Terwijl ik verder over de Waalbandijk ren, als het
ware richting plaats delict, stel ik mij voor dat een broer, laat ik hem voor
het gemak Joop noemen, afgunstig was op zijn broer (die ik Harry noem) vanwege
diens mooie vriendin. Dat werd erger. Joop kon het niet laten, hij maakte
avances en uiteindelijk lukte het hem om met haar te slapen. Niet thuis
natuurlijk. Nee, dichtbij, in het logement aan de dijk. Het was januari, er
waren weinig of geen logeergasten. Zo konden zij een voor een, en ongezien, dachten zij, in
een van de leegstaande kamers glippen.
Harry, die heus wel in de gaten had hoe de vlag
wapperde, had zijn vriendin de wacht aangezegd: als ik je met mijn broer
betrap, vermoord ik hem! Dat werkte als olie op het vuur. En zo belandde het
onechte paar in het logement van Verweij. Maar niet ongezien!
De gedesillusioneerde Harry klom aan de achterzijde op
een laddertje en kon zo in de kamers kijken. Het tweede raam was reeds bingo! Midden
in diezelfde nacht volgde hij zijn broer. Dat ging gemakkelijk vanwege de
stormlamp waarmee Joop zijn pad verlichtte. In de buurt van het onschuldige bosje
dat nu Moordbosje heet, sloeg Harry toe. Hij begroef zijn broer in de zachte
modder nabij de dijk.
Vanwege de dijkdoorbraak die een paar dagen nadien
plaatsvond, werd het lijk nooit gevonden.
Geen lijk, geen moordenaar.
Ik kan het natuurlijk mis hebben, misschien zijn
die spookachtige voetstappen niet van de geest van het slachtoffer maar juist van de
moordenaar, die vanwege wroeging geen rust meer kent. Niet zo lang de moord niet is
opgelost.
de moordenaar is wel gevonden, wat wij weten toen hij uit de gevangenis kwam
BeantwoordenVerwijderenniet meer thuis mog slapen, en is in de schuur gaan wonen,in Ewijk kon hij geen goed meer doen.meer weten wij ook niet.
groetjes Joop.
Bedankt, Joop!
Verwijderen