vrijdag 6 maart 2015

Pa

Voor zover ik kan nagaan heb ik nog nooit gejogd op de geboortedag van mijn vader. Voordat ik de verhaaltjes die tijdens het hardlopen bij mij opkomen op ben gaan schrijven, hield ik loopdagboekjes bij. Daarvan heb ik er echter maar weinig bewaard omdat ik na voltooiing van een jaar meestal een samenvatting maakte en de rest in de prullenbak deponeerde. In de restanten vind ik nog vele tientallen datums, maar 6 maart is daar niet bij. Dit is waarschijnlijk de eerste keer.
      Pa is ruim tweeĂ«ntwintig jaar geleden op vierentachtigjarige leeftijd overleden. Hardlopen heb ik nooit met hem gedaan, we fietsten ook niet, sjoelen, vissen, wandelen of schaatsen, we deden zoiets nooit samen. Ik heb wel een keer zijn zwempak geleend. Maar dat is een ander verhaal!
      Als vader en zoon hebben we weinig ondernomen. Hij werkte altijd en later, in het bejaardencentrum, in de tijd dat wij ons eigen gezin vormden, was hij veel bezig met mijn moeder. Met het missen van mijn moeder die in alles zijn grote steun en toeverlaat was geweest.
      Hij zou het hier prachtig hebben gevonden.
      Over de Waalbandijk rennend bekijk ik de uiterwaard en de rivier via zijn ogen. Ginds staat een kudde konikpaarden, maar ik mis de rode geuzen, zij grazen waarschijnlijk in de buurt van Weurt. De Gelderlander berichtte deze morgen dat er al kalveren zijn geboren. Een prachtige foto van Gerard Verschooten begeleidde de tekst. Op die foto zie je, onder het toeziend oog van een moederkoe, vijf kalveren wandelen naar… Ja waar wandelen zij eigenlijk heen? Als ik dit groepje zo zou hebben mogen aantreffen, deze morgen, dan zou ik misschien hebben gefantaseerd dat zij op weg zijn naar de kalverencrèche zodat zij de volwassen dieren niet voor de voeten lopen bij het vele graaswerk dat zij hebben te doen. Pa zou genieten van deze dieren, vooral ook omdat rode geuzen in Westfriesland niet gewoon zijn, en in zijn tijd bestond het ras nog niet. Een van de kalveren op de foto heeft een witte buik. Daaraan kun je zien dat rode geuzen voortkomen uit het branderode rund, zou ik aan mijn vader vertellen. En als we via de uiterwaard naar de Waal zouden lopen, zou hij met open mond het drukke scheepsverkeer op de Waal bekijken.
      Terwijl ik de woonboot van Klaartje nader voel ik mijn energie weglekken. De verkoudheid van vorige week is in alle hevigheid teruggekeerd. Mijn rug en benen seinen ‘griep, griep…’ Ik vind dat ik naar deze boodschap moet luisteren en keer terug.
      In de tijd dat mijn pa als kaasmaker werkte ben ik hem af en toe gaan helpen. Zijn standaardvraag was: “Weet moe dat je hier bent?”En als mijn antwoord geruststellend klonk mocht ik de kazen in het pekelbad omdraaien, de doeken om de blokken stremsel in de kaasvormen dichtslaan – denk er om, geen kreuken maken hoor! – en de houten vaatjes voorzien van een deksel zodat ze onder de pers konden, of kazen bestrijken. Dat vond ik het leukste werkje, kazen in het pakhuis van een nieuw laagje paraffine voorzien. Het was telkens weer fascinerend doffe kazen te zien veranderen in glimmende exemplaren waarin ik mijn eigen spiegelbeeld kon zien: “Kijk eens pa, hoe mooi deze is geworden!” Hij keek dan op van zijn werk en bromde wat. Met andere woorden, die hulp van mij zal hem geen extra vrije tijd hebben opgeleverd. Trouwens, vrije tijd had hij eigenlijk nooit. Als hij niet op de fabriek doende was, dan was hij wel in een van zijn tuinen te vinden: voor zo’n groot gezin als het onze was immers heel veel nodig!
      Nu geniet hij van zijn welverdiende rust.
     

      

Geen opmerkingen:

Een reactie posten