Argeloos
laat ik de warmte van de voorjaarszon op mij inwerken: zo zal een mees die zich
geen zorgen over voldoende voedsel hoeft te maken zich voelen als hij de
bouwmaterialen voor een nestje aansleept, ondertussen optimistisch fluitend
zijn territorium afbakent en tegelijkertijd een vrouwtje het hof probeert te
maken. Weldadig, deze zonneschijn. Dat ik zo meteen door een regenbuitje
overvallen wordt, daarover draag ik nog geen kennis terwijl ik via de Hommelstraat
naar de Waalbandijk ren en mijn regenjasje nog aan de kapstok hangt.
Naief, dat waren de journalisten ook die vier
dagen geleden, op de morgen voor aanvang van de voetbalwedstrijd Feyenoord – AS
Roma, verslag deden van gebeurtenissen die niet plaats zouden vinden. Naïef en
nog iets anders. Vertel eens wat je ziet, vroeg de anchorman in de studio aan
de verslaggever ter plaatse. Deze laatste bevond zich bij het vliegveld of het
station, in ieder geval op een plaats waar elk moment de supporters van AS Roma
zouden arriveren. Wij, Riky en ik, konden horen hoe verlangend beide heren uitzagen
naar rellende Italianen, verlangden naar wraakgierige Romeinen die Rotterdam af
zouden breken zoals Nederlandse hooligans hun erfgoed hadden gebrutaliseerd.
Je zou verwachten dat journalisten onze
oren en ogen zijn, dat zij geen standpunt innemen, ons, krantenlezers,
radioluisteraars of televisiekijkers neutraal verslag doen. Ik herinner mij een
internationale voetbalwedstrijd op de TV bij onze buren in Wadway. Tien of elf
jaar was ik toen. De scheidsrechter was hopeloos op de hand van de tegenpartij,
vond ik. De verslaggever negeerde dat feit volkomen. Toen ik daar een opmerking
over maakte werd ik in het ongelijk gesteld, omdat een sportverslaggever altijd
neutraal moet zijn, zo werd mij voorgehouden. Dat was een goede les want ik ben
haar nooit vergeten!
Inmiddels ren ik over de Waalbandijk. De
zon heeft zich teruggetrokken achter de wolken. Met de eerste paar dikke druppels
verdwijnt mijn voorjaarsgevoel, zoals golfjes een spiegelbeeld in een stille plas uiteenrafelen.
Toen wij, vier dagen geleden, via de radio
het korte gesprekje tussen twee verslaggevers hoorden, hoorden wij tevens twee op
sensatie beluste volwassenen. Wij zagen hen spreekwoordelijk kwijlen bij het
vooruitzicht van ongeregeldheden. Terwijl ik luisterde zag ik mijzelf rennen naar
een brand in Spanbroek. Dat was in ongeveer dezelfde tijd als de voetbalwedstrijd die ik bij de buren op TV zag. Door een van mijn zusjes werd ik daar
opmerkzaam op gemaakt. Vanuit het keukenraam zagen wij in de verte dikke
rookwolken opstijgen. Ik was nog nooit getuige geweest van een brand en
sprintte spontaan het huis uit. Onderweg schreeuwde ik af en toe ‘Brand, brand…!’,
als ik een bekende tegenkwam. Toen ik na ongeveer twintig minuten rennen ter
plaatse was, was de brandweer reeds gearriveerd. Er werden dikke slangen
uitgerold. De fourniturenzaak – knopen en garenwinkel noemden wij dat – stond
in lichterlaaie. Dezelfde winkel waar ik nog maar een paar dagen daarvoor een
paar klosjes garen voor mijn moeder had gehaald. De boel brandde volledig uit. Ik
weet nog dat ik mij naderhand afvroeg waarom ik mij zo opgetogen over die brand
had gevoeld en of de auto van de eigenaar, een Austin Morris meen ik, het ding
had een hardhouten opbouw, eveneens verbrand was.
De spanning die ik in de stemmen van de
radiojournalisten hoorde was die van een kleine jongen die naar een brand rent.
O, ik weet wel, het kind en de volwassene, ze blijven een en dezelfde persoon. Maar
toch had het die morgen iets onbetamelijks, iets hijgerigst: hoe zal het gaan
in Rotterdam? De duidelijk verwachte ongeregeldheden bleven uit. Gelukkig.
Hoewel het op het veld uit de hand liep. Toeschouwers gooiden regelmatig
voorwerpen op het veld.
De regen bleef beperkt tot een klein
buitje. Feyenoord verkeert echter nog in onzekerheid of de UEFA een zaak tegen
de vereniging opent. En ze verloren ook nog met 2-1 van de Italianen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten