dinsdag 22 november 2016

Pootgoed

De zon laat nog even op zich wachten als ik de Tempelstraat uit ren. De kruising met de Van Heemstraweg wordt in beslag genomen door een trekker met oplegger. Dezelfde brandweerrode hijskraan die in de dieplader staat, zag ik gistermiddag vanuit de huiskamer van Koos en Francien over de Wilhelminalaan rijden. Blijkbaar was de machinist net klaar met het hijswerk aan het Julianaplein, waar twee afvalsilo’s op hun plaats werden gezet. Terwijl ik naar de overkant ren nadat de zware combinatie lawaaierig passeerde, denk ik aan de tulpenbollenzetmachine.
Jan liet me er een foto van zien, ongeveer twee weken geleden. We waren het er direct over eens, een groter verschil met vroeger bestaat niet! Mijn broer nam de foto tijdens een wandeling. Het was vroeg in de ochtend en nog mistig zodat zijn foto geen details van de machine laat zien. Evengoed sprak het gevaarte enorm tot mijn verbeelding. Via internet vond ik al snel enige filmpjes waardoor ik begreep hoe dit apparaat zijn werk doet. Wonderlijk dat het kan, zoveel bewerkingen in één keer (evenals rooien en pellen.)
Zestig jaar geleden. Ik was rond negen jaar oud en hielp mijn buurman regelmatig bij zijn tuinderswerk. Toen ging alles met de hand. Toegegeven, buurman Jaap beschikte over een lange kruiwagen. Daarop kon je gemakkelijk tot twaalf kistjes pootgoed vervoeren mits je het gevaarte in evenwicht hield. Dat ging meestal goed, behalve die keer toen ik er te veel kisten vol aardappelen op stapelde. Het hele gevaarte kieperde om toen ik daarmee weg probeerde te rijden, met een berg losse aardappelen en een paar kapotte kisten tot gevolg. Maar dat terzijde.
Wat tegenwoordig door een machine wordt gedaan deden Jaap en ik handmatig. Het begon ermee dat we het bloembed klaar moesten maken. Met behulp van paaltjes en touw werd een baan uitgezet. Vervolgens schepten we de bovenste tien centimeter aarde naar de kant van het volgende bloembed. Daarna harkte ik het verdiepte bed zo gelijkmatig mogelijk los en glad, waarna Jaap er strepen in trok – dat deed hij met behulp van een balk waarin met behulp van afstand houdertjes houten pennen waren vastgezet. Op de zo ontstane regels zetten we vervolgens de tulpenbollen uit. Dat was een tijd vergende klus: in een ‘kruipersbroek’ gemaakt van stug zeildoek, kropen we ieder aan een kant van het bloembed en duwden steeds een afzonderlijke bloembol, op de goede afstand van elkaar, een klein stukje in de aarde zodat deze stevig rechtop bleef staan. Onderwijl zongen we een liedje, schoven het kistje met het slinkende pootgoed voor ons uit en, als dat leeg was, stonden we op om een volle te halen. Nadat we zo een bed met bollen vulden, schepten we de aarde die we er eerst uit hadden geschept, voorzichtig over het pootgoed. Omdat dit zwaar werk was begon Jaap daar al mee als we voldoende rijtjes hadden gevuld zodat ik hem met poten vóór kon blijven. Dat ging niet altijd goed, maar dat is een ander verhaal.
Als tulpenbollen de grond in moeten, tussen half oktober en half november, kan het al flink koud zijn. En tulpen poten, afgezien van het uitscheppen en toedekken van de bloembedden, is geen energiek werk, dus gebeurde het regelmatig dat we opstonden om de bloedsomloop in onze handen weer een beetje op gang te brengen door ze ritmisch op onze rug te slaan. Tegen vijf uur, als het te donker werd, gooiden we het gereedschap, onze kruipersbroeken en de rest van het pootgoed op de kruiwagen en liepen naar buurvrouw Toos die dan koffie en thee klaar had. Aan het begin van de tuin stonden we altijd even stil om naar het werk van die dag te kijken: wat schieten we lekker op, hé?
Je kunt hier zien hoe al ons werk nu in één beweging machinaal wordt gedaan.
Of de tuinders het nu ook zo gezellig hebben als Jaap en ik toentertijd? Dat betwijfel ik.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten