Over de krant gesproken, in die van gisteren
kwam ik een foto tegen van wel heel bijzondere deelnemers aan de Olympische
Spelen. Het deed mij denken aan een vaag verlangen tijdens mijn jeugd. Ik
schaam mij er een beetje voor het te moeten bekennen, maar als ik die foto niet
had gezien zou ik me niet hebben herinnerd dat ik het wel eens jammer vond dat
ik geen tweelingbroer had. Of, om preciezer te zijn, het speet mij soms dat
mijn oudere broer Jan niet mijn tweelingbroer was. Nu ik over de reden van die
wens van toen nadenk kan ik het beter begrijpen. Jan en ik speelden met grote
regelmaat met elkaar en als we niet samen speelden, deden we samen klusjes in
en om het huis; iedere dag schilden we bijvoorbeeld samen de piepers, we
ruimden de schuur op, knielden ieder aan een kant van een anemonenbloembed om
het onkruid te wieden, en zo meer.
Ik denk dat het in
1956 was, de Olympische Spelen werden in Melbourne gehouden. Jan was tien jaar,
ik negen. We wisten het, van die spelen, omdat we misschien foto’s in de krant
hadden gezien of erover hoorden via de radio. Het kan ook zijn dat er op school
over werd gesproken. Hoe dan ook, we wilden graag aan de Olympische Spelen
deelnemen, maar op welk onderdeel? Het meest voor de hand lag hardlopen. Om ons
daarin te oefenen hadden we niet veel nodig en bovendien liepen we bijna
dagelijks hard van school naar huis, maar veel aantrekkelijker was speerwerpen,
dat sloot helemaal aan bij de verhalen die we over Winnetou lazen en over Witte
Veder. Het kan ook zijn dat we over de Spanjaard hoorden die zijn speer
met een unieke techniek (die daarna verboden werd) meer dan honderd meter ver
wierp. Via de buren konden we beschikken over ruiterstokken (waarmee hooioppers
werden gemaakt). Als ware atleten namen we een aanloop en wierpen het zware
hout zover we konden, waarbij de ruwe bast van de ruiterstok in onze hand beet.
De resultaten bleven echter teleurstellen, vooral die van mij; Jan gooide
altijd verder, zoals hij beter was in de meeste spellen die op kracht of
snelheid aankwamen. Dat kwam vooral omdat hij ouder was en groter. Een
tweelingbroer was eerlijker geweest, vond ik toen!
Op de foto in de Gelderlander van gisteren lijken de
drie Estse zussen als waterdruppels op elkaar, zoals dat bij eeneiige meerlingen gebruikelijk is. Afgelopen zondag liepen de zusjes Luik, Lily, Leila
en Liina, de marathon. Lily was zondag de snelste maar Liina haalde de finish
niet (terwijl zij in 2015 tijdens de marathon van Rotterdam juist de snelste
van hen drieën bleek).
Als Jan mijn
tweelingbroer was, zou de competitie tussen ons nog groter zijn geweest.
Evengoed raar dat zo’n kinderlijke wens na al die jaren weer komt bovendrijven!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten