Hoewel hier maar
zelden wordt gevist, in de afgelopen jaren zag ik slechts een enkele keer
opgeschoten jongens met hengel en emmer richting meertje lopen, dacht ik aanvankelijk
met de fiets van een visser van doen te hebben. Even daarna meende ik iemand
tussen het voor- en het achterwiel van de fiets te zien liggen. Nu, nadat ik de
bocht in de dijk rondde, zie ik dat het om twee fietsen gaat. Daartussen liggen
twee mensen in slaapzakken, zo te zien nog in diepe slaap. Zelfs de zon op het
afgewende gelaat van een van hen heeft hen nog niet gewekt, lijkt het. Rondom de
slapers en hun fietsen liggen her en der bagagestukken. Onbedoeld probeer ik
mijn voeten niet al te hard op het asfalt te laten landen om de slapers niet te
storen. In mijn hoofd vormt zich vaag een herinnering die ik aanmoedig zichzelf
uit de veilige kronkels van mijn hersenen te bevrijden. Toch nog plotseling
staat ze weer haarscherp voor mijn geestesoog.
Een aantal jaren
geleden kwamen zij mij hier op ditzelfde deel van de dijk tegemoet terwijl ik argeloos
van mijn hardlooprondje genoot. Anders dan nu was het in de tweede helft van de
middag van een eveneens warme zomerdag. De zwaarbeladen scooter, zo’n ding
waarmee je niet harder mag rijden dan dertig kilometer per uur, had er duidelijk
moeite mee. Iets dat ik kon begrijpen toen die dichterbij was gekomen. Ik weet
nog dat ik verbaasd was toen ik zag dat zij met z’n drieën op dat lichte
scootertje zaten. Drie jongvolwassenen op een brommertje!
Op de krappe duozit,
achter de stevige knaap die het ding bestuurde, zaten een meisje en een jongen.
Zij steunde met haar rug tegen de rug van de bestuurder, haar benen lagen vanaf
de knieholte over de bovenbenen van de jongen die achter haar had plaats
genomen. Zo zat zij als het ware bij hem op schoot. Aan haar voeten droeg het
meisje slechts rode nagellak en haar eveneens rode rok fladderde als een klaproos in de zwoele
wind. Zij gingen geheel in elkaar op, de jongen en het meisje, en ik weet nog
dat ik een beetje te doen had met de knaap aan het stuur, die, overigens, in
zijn eentje zwaar genoeg leek voor dat kleine scootertje. Hoewel hij zorgde
voor de voortgang zat hij er voor spek en bonen bij. Dat was uit zijn onverschillige
houding op te maken. Die dag werden de openbare zeden zwaar geweld aangedaan
want op het moment dat het drietal mij passeerde meende ik bovendien te zien
dat de achterste knaap, ten gerieve van het meisje, zijn broek open had
geknoopt.
Topzomer, toen. Net
zoals vandaag: nog nooit zag ik mensen zorgelozer de nacht doorbrengen als hier
aan de nevengeul. Inmiddels ben ik weer op mijn weg naar huis. In het kampement
is leven gekomen. Een van hen, zo te zien een jonge vrouw, is uit haar slaapzak
gekropen. In haar linkerhand een frommelig pocketboek, met haar rechterarm
steunt ze haar hoofd. De andere slaapzak golft als de larve van een beekjuffer
die op het punt van uitsluipen staat.
Ik zei het al, het is
een topzomer!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten