De Weeropper adverteert nog steeds met ‘Appels,
nieuwe oogst’. Ik zag de aankondiging afgelopen dinsdag voor de eerste keer en
sprak daarover met Wim. Hij weet immers veel van appels, vooral van oude rassen
(Wim is in 1919 geboren en is het grootste deel van zijn leven in sier-,
groente- en fruittuinen werkzaam geweest.) Volgens mijn oude vriend is Yellow de
eerste plukrijpe appel.
Terwijl ik over de Waalbandijk
ren herinner ik me een zonnige fruitboomgaard in Wognum – laat in de middag, misschien
was het juli maar meer waarschijnlijk eind augustus of begin september. Ik had Moe beloofd om na
school (in Hoorn) een kist valappels te rapen in een fruittuin ergens aan de
Nieuweweg meen ik. De boomgaard van toen stond vol met halfstambomen. Eigenlijk
weet ik zeker dat het geen Yellows waren. De appels die ik raapte hadden een
mooie gladde schil, zacht lichtroze vruchtvlees, zoetzuur en heerlijk sappig. Ze
waren erg lekker, maar vers geplukt nog lekkerder. Ik wil maar zeggen, meer een
handappel dan een keukenappel zoals de Yellow, die weliswaar een handappel is,
maar veel zuurder en meer geschikt voor de moes. Dat weet ik uit eigen
ervaring: tijdens een van onze vakanties verbleven we namelijk in een
petieterig huisje, een soort van Hans-en-Grietje-huisje, in de achtertuin waarvan een
boom vol groengele appeltjes stond. Daar hadden we veel profijt van hoewel we
dat niet onmiddellijk in de gaten hadden. We sliepen in twee
slaapkamertjes op het zoldertje. Timothy en Jesse moesten door ons kamertje als
ze naar beneden of naar het toilet wilden en om in ons kamertje te komen
moesten ze bovendien over een bar hoge dorpel stappen. Ik geloof dat het de
tweede nacht al raak was. Timothy was misselijk geworden en probeerde zo snel
mogelijk de WC te bereiken. Helaas struikelde hij over de dorpel zodat zijn
maaginhoud tussen onze bedden landde! Kijk, toen bewezen die zure appeltjes hun
nut. Vooral toen ook Jesse door die geheimzinnige misselijkheidsziekte aangeraakt
werd: dagen achtereen kookten we pannen vol appelmoes!
Terug naar Wognum. De
fruitboomgaard was omsloten door een hoge haag die het fruit tegen de wind
beschermde. Toen ik de tuin betrad en mijn fiets vlak achter de haag in het
gras lei, viel een lome warmte over mij heen. Het voelde alsof ik na een lange
middag en avond spelen bij mijn jeugdvriend Hans, in de bedstee bij hem thuis
stapte. En wat daar onvermijdelijk gebeurde, uiteindelijk, dat overkwam mij ook
in de tuin: liggend in het warme gras – moe na een dag op school, een flink
eind fietsen en te veel sappige appels – viel ik in een
diepe slaap. Misschien droomde ik dat ik over de A.C. de Graafweg fietste, een
kist appels in wankel evenwicht achterop de bagagedrager (dat kon omdat mijn
schooltas met de klep over de stang van het fietsframe hing) en mijn best deed
om die veilig naar huis te transporteren. Hoe dan ook, ik werd wakker van een
bassende stem. Een mij onbekende man die over mij heen gebogen stond wilde weten: ‘Wat doe jij hier?’
Terwijl de voor
driekwart met valappelen gevulde kist antwoord gaf op zijn vraag en ik mij daar
volstrekt legaal wist, was ik toch zo zenuwachtig dat ik niet anders dan hortend
en stotend kon vertellen dat ik daar op verzoek van mijn moeder was. Gelukkig
klaarde zijn gezicht op bij het horen van Dekker en Wadway! Het eindigde
daarmee dat hij mijn kist hielp vullen – niet met valappels maar met gaaf
geplukte exemplaren – en de volle kist op mijn bagagedrager zette. Natuurlijk
vertelde ik Moe hoe ik aan die mooie appels kwam. Maar ik vertelde haar niet
dat ik er reeds verschillende eigenhandig van de boom had geplukt en opgegeten.
Overigens, dat heb ik ook niet aan de eigenaar verteld. Tuurlijk niet!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten