Zo’n
vrachtwagencombinatie als dat van Handelsonderneming van der Marck is
indrukwekkend, vooral als je die als hardloper tegenkomt. De Hommelstraat is
niet erg breed; de combinatie des te breder. Terwijl het gevaarte passeert ren
ik voor de zekerheid een stukje door de berm. Op het moment dat de achterkant
mij voorbij is en ik omgeven ben door warme, stinkende afvalgassen, voel ik
iets onder mijn linkerschoen. Nee, ik moet het anders zeggen; mijn linkervoet
glijdt een klein stukje achteruit, waarna ik vaststel dat ik ergens op of in ben
getrapt. Vanuit mijn ooghoek zie ik dat ik een naaktslak plette. Grootte en
donkerrode kleur duiden op een grote wegslak, je kent de soort vast wel, dik, langgerekt, naakt met een achterlijf gerimpeld als de
gezichtshuid van een stevige rookster die bijna de honderd is gepasseerd.
Bah! Jammer voor de
slak natuurlijk, maar ik heb een hekel aan die slijmerige dieren. Nou ja, niet zo
zeer aan dat dier zelf maar aan al dat slijm waarin het zich gehuld heeft. Slijm,
ik heb een hekel aan slijm! Een paar weken geleden aten we gekookte witlof (zoals
gewoonlijk met liefde door Riky gekookt en aangemaakt met een bindmiddel) en
toen ik mijn vork vulde viel een deel van het gebonden kookvocht langdradig terug
naar mijn bord. Niet fijn, zoiets! Op dat moment kwam een gevangen paling in
beeld: het kronkelde aan de lijn en om zichzelf…
Als kleine visser was
ik blij en opgewonden als een aantal van de sliert vrolijk gekleurde kurkkralen
eindelijk trekkerig onder water verdween, ook als bleek dat het om een paling ging,
maar honderd keer liever ving ik baars, voorn of witvis, die kon je tenminste
gemakkelijk van de haak halen! Maar 'n kronkelende paling! Hoe krijg je het
haakje uit zo’n slijmbal? Meestal legde ik mijn hengel met paling en al in het
gras van de wallekant en probeerde vat te krijgen op dat glibberige lijf. Dat
lukt altijd pas na meerdere pogingen en vaak kronkelde het beest zich om mijn onderarm
met het gevolg dat ik vol snotterig slijm kwam te zitten. Echt heel goor!
In diezelfde tijd
maakte ik kennis met de snotolf.
Peter, een schoolvriend,
woonde aan de haven in Hoorn en hij hielp regelmatig in een viswinkel. De
eigenaar haalde zijn vis bij een visafslag. Wij mochten een keer mee naar Den
Helder. Terwijl ik langs de Waalbandijk ren herinner ik me bakken vol met de
meest vreemdsoortige vis zoals zeeduivels, kreeften en zelfs kleine haaien! Een
opvallend gevormde vis lag helemaal alleen in een bak. Hij had een lelijke
grijnssnoet en was rondom bezet met knobbelige uitsteeksels. Toen ik hem vroeg
naar dat dikke kofferachtige beest met een lengte van bijna een halve meter, meende
ik dat de Hoornse visboer ‘snotlof’ zei. Die naam vond ik goed passen want voor
een vis zag het er niet alleen vreemd uit, het zat bovendien onder snotterig
slijm, zoals paling, naaktslakken en (gekookt en gebonden) Brussels lof. Pas
later met de familie van Peter, we zaten aan tafel en aten gebakken groene
haring, begreep ik dat ik de visboer verkeerd had verstaan: ik had kennis
gemaakt met een snotolf. Ze werden volgens de moeder van Peter, die graag en
veel vis at, niet gegeten maar hun eitjes daarentegen wél! Een snotolf leeft
gewoonlijk diep in zee, behalve in de paaitijd. Dan zoeken ze lage gedeelten
op, bijvoorbeeld de zandbanken in de Noordzee. Als ze daar worden gevangen
zitten ze boordevol eitjes.
Nog niet zo lang
geleden las ik over de ontmoeting die een duiker in de Oosterschelde met een
snotolf had, een mannetje, opvallend gekleurd vanwege de paaitijd. De duiker
noemde de vis, die als ‘lelijkerd’ bekend staat, een beautycase! Mooi als de
snotolf of lelijk als de naaktslak, ze verdienen het niet om vanwege hun eitjes
of een hardloper te worden geplet, al zijn ze nog zo slijmerig!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten