Man geëlektrocuteerd. Zomaar
een berichtje dat er doorheen sijpelt tijdens onze vakantie. Tegen zo’n
berichtje, ‘Rotterdammer geëlektrocuteerd in de kruipruimte van zijn woning,
waarin door de politie ook een hennepkwekerij werd aangetroffen’, kijk je toch anders
aan als je in het buitenland bent. Met de regelmaat van de klok worden er in
Nederland illegale hennepkwekerijen (en XTC-fabriekjes) ontmanteld. Terwijl ik
over de Obere Harzstraße in de richting van Freiheit ren vraag ik mij af of er in
Duitsland ook zoveel illegale hennepkwekerijen zijn en of er in dit kleine
plaatsje, dat nu ons vakantieplaatsje is, hasj gerookt wordt? De typische geur
heb ik hier nog niet waargenomen, maar dan moet ik er direct bijzeggen dat de keren
dat ik in Beuningen een wietgeur waarnam op de vingers van een hand te tellen
zijn, terwijl ik weet dat er veel van dat spul gerookt wordt. Mijn persoonlijke
ervaring met deze zogenoemde softdrug is zeer gering. Voor zover ik mij kan
herinneren zijn er in mijn bijzijn één keer joints gerookt. We zaten in een
kring in de tuin achter het opleidingsgebouw in hartje Amsterdam waarbij enkele
stickies van hand tot hand gingen. De paar trekjes die ik ervan nam verschilden
voor mij echter niet van normale sigaretten. Misschien dat hasj of wiet om die reden
voor mij niet aantrekkelijk waren en, vanwege het uitblijven van ook maar enig
effect, mijn eventuele nieuwsgierigheid met deze ene keer bevredigd was.
De drug die ik wel
heel goed heb leren kennen en die voor mij bovendien verslavend werkt, is ‘runners
high’. Het is niet illegaal, de kwekerij zit namelijk in mijn eigen hoofd. Simpelweg
door te rennen maken mijn hersenen extra hoeveelheden endorfine aan, het chemische stofje dat als een pijnstiller werkt en bovendien een euforisch geluksgevoel
kan veroorzaken. Daarom vind ik het heerlijk om twee keer per week een stuk te
rennen.
Verderop hoor ik de
schapen blaten. Er loopt een grote kudde, bewaakt door herdershonden, die we al
tijdens enkele wandelingen zijn tegengekomen, die kudde bedoel ik. Er wordt
gebruik van de schapen gemaakt vanwege hun verslaving aan gras.
Vanuit het raam
waarachter wij hier onze boterham en ochtend-pap eten, kijken we uit op enkele zeer
steile berghellingen begroeid met bomen maar vooral veel gras. Het leek alsof
er pas was gemaaid toen we voor de eerste keer uit de vensters keken. Jammer,
zeiden we tegen elkaar, nu kunnen we dat maaien niet meer meemaken, dat moet
immers spectaculair zijn, de capriolen van een boer met zijn maaimachine op deze
steilten. Of zouden deze weiden met behulp van een zeis kort worden gehouden? We
waren bijna een week verder toen we de schapenkudde voor de eerste keer zagen,
maar er ging nog geen lichtje bij ons branden. Pas toen we dit bij de
huisbeheerder ter sprake brachten viel het kwartje: schapen!
Op de terugweg – na
ongeveer acht hardloopkilometers, mijn volledige shot endorfine al bijna geproduceerd
én geconsumeerd (dat gaat immers tegelijkertijd!) – stel ik mij die kudde voor
op de steilten die wij zien vanuit onze ontbijtkamer. De schapen vreten zich
groepsgewijze door het hoge gras en ondertussen kletsen ze wat af, zolang ze
niet door de herdershond tot spoed worden gemaand, eigenlijk precies zoals hun
verre nichten die in Beuningen hier en daar op de dijktaluds en in de
uiterwaard grazen, doen: ‘Nou zeg, Greet, dat gras hier is wel heel bijzonder,
vind je ook niet?’ – ‘Ja, meid, dat komt door de eieren van de kleine akkerslak,
die geven dat fijne gepeperde aroma!’
Ik geef toe, ‘runners
high’ heeft soms vreemde bijwerkingen, maar één ding is zeker bij de productie daarvan
word je niet geëlektrocuteerd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten