Het verrast me mijn
vriend, de Schotse Hooglandstier Herman, zo vierkant als een moeilijk te
verplaatsen tank in zijn pokdalige weitje aan te treffen. Meestal is hij nog
niet zo vroeg uit de veren als ik zijn verblijf aan het begin van mijn
hardlooprondje passeer. Terwijl ik langs hem opren vertel ik hem over mijn
bezoekje aan Wim – ‘Je weet wel Herman, die bijna zevenennegentig-jarige oude Zonnebloemvriend
van mij!’
Afgelopen woensdag, zo
vertel ik Herman, spraken wij, Wim en ik, over wijsbegeerte en meer in het
bijzonder over de opvattingen van de realisten onder hen, zoals Descartes en
Leibniz, zonder hen of hun filosofie in het bijzonder te noemen. ‘Kunt u zich
voorstellen,’ vroeg ik Wim, ‘dat onze wereld alles wat is omvat?’ Wim keek mij
een beetje glazig aan en dat snapte ik best want hij is tenslotte ook nog
behoorlijk doof. Daarop legde ik hem uit dat volgens de opvatting van sommige
filosofen onze wereld niet alleen de planetenstelsels, sterren en asteroïden
omvat, maar ook alles wat groeit en bloeit inclusief hetgeen door mensen
gemaakt is. Zelfs onze kennis. Kortom, deze wijzen menen dat alles wat er is er
van meet af aan was. In het voorbijgaan kijk ik Herman in het gezicht maar ik
krijg geen blijk van afkeuring noch instemming.
Dit is de maand van
de filosofie. Misschien dat ik mij daarom m’n eerste filosofieles herinnerde (afgelopen
dinsdag wilde ik daarover vertellen in ‘Aantekening’).
Ergens in 1975, tijdens het eerste jaar hbo-inrichtingswerk, zat ik aan het
einde van de dag met mijn klasgenoten in het ruime lokaal dat uitkeek op de zonverlichte
binnentuin, in spannende afwachting van hetgeen komen zou. Filosofie. Wat dat
zou inhouden, daar had ik slechts een vaag vermoeden van. De docent begon met
een spel waarin ik de hoofdrol mocht spelen: ‘Zie je dat bloeiende struikje?’ Ik
antwoordde bevestigend en vroeg, opgelucht dat ik het herkende (wij hadden zo’n
zelfde struikje in onze tuin): ‘Je bedoelt dat krentenboompje?’ Nou, daar ging
het dus niet om, maar ik oogstte wel veel gelach wat niet zo aardig was. Die struik
moest ik in me opnemen en vervolgens werd mij opgedragen om tegenover mijn
medestudenten met m’n rug naar het raam te gaan zitten. ‘Staat het er nog?’
Kort samengevat beeldde ik voor mijn groep een filosofisch raadsel uit. Voor onze zintuigen bestaat iets als je het ziet, ruikt, proeft, voelt of hoort. Nog zo’n raadsel: Maakt een omvallende boom geluid als er niemand in de buurt is om het te horen?
Van de docent kregen we op het einde van de les de opdracht mee: Denk aan wat je denkt.
Kort samengevat beeldde ik voor mijn groep een filosofisch raadsel uit. Voor onze zintuigen bestaat iets als je het ziet, ruikt, proeft, voelt of hoort. Nog zo’n raadsel: Maakt een omvallende boom geluid als er niemand in de buurt is om het te horen?
Van de docent kregen we op het einde van de les de opdracht mee: Denk aan wat je denkt.
Die dag reisde ik
alleen naar huis (mijn collega’s uit Nijmegen bleven in Amsterdam overnachten.)
Zoals ik gewend was kocht ik in de stationskiosk een flutromannetje om de reis
te bekorten. Waarschijnlijk een ‘G-man Jerry
Cotton’, misschien wel ‘De
rattenvanger van Brooklyn’, dat, zoals al deze F.B.I.-romannetjes, spannend
begon ‘Hij was alleen. Alleen in de
duisternis. Alleen met de griezelige geluiden om hem heen. De jongen begon
zachtjes te zingen, …’ Ondanks dat
spannende begin zal ik er niet veel in gelezen hebben. Daarvoor zat ik te veel
in de huiswerkopdracht: Denk aan wat je denkt! Het lijkt gemakkelijk, zelfs in
de trein op weg naar huis. Maar hoe ik ook mijn best deed, het lukte niet. Als
ik bijvoorbeeld denk dat ik aan een kop koffie denk, dan is het resultaat dat
ik aan een kop koffie denk. Om mijn pogingen meer kracht bij te zetten sloot ik
mijn ogen, het enige resultaat van deze extra power was dat ik er duizelig van
werd. In de opvolgende les zal het huiswerk besproken zijn en vastgesteld dat wij
niet kunnen denken over ons denken omdat dat denken dan meteen deel gaat
uitmaken van ons denken.
In plaats van
filosoferen kan ik tijdens mijn volgende bezoekje beter ‘De rattenvanger van Brooklyn’ aan u voorlezen, Wim!