De Tempelstraat wordt op twee plaatsen door een vrachtwagen geblokkeerd. Vooral die bij de kruising met Gewelf oogt enorm, terwijl ik mij tussen dit bakbeest en een personenauto die de Tempelstraat op
wil rijden, door manoeuvreer. Achter mij start de chauffeur zijn vervoermiddel
op. Vanwege de verkeersdrempels kan hij slechts stapvoets rijden zodat hij achter mij
blijft totdat ik het fietsgedeelte bereik (waar hij links De Balmerd inrijdt).
Daarachter, na het fietspad, voor de poorten van Vriesveem Balmerd, staat de tweede combinatie.
Een van de medewerkers
snelt toe om de poort open te schuiven. Het ziet ernaar uit dat ik er niet
langs kan, anders dan via een sompig stukje berm. Vanwege de producten die hier
ingevroren en bewaard worden draagt deze vrachtwagen de toepasselijke bedrijfsnaam Speksnijder. Net op tijd rijdt de
chauffeur het gevaarte naar binnen en kan ik ongehinderd passeren.
Herman steekt aarzelend met kop en schouders uit zijn ruïneuze onderkomen. Voor
zijn doen is hij vroeg opgestaan, terwijl ik zelfs nog een kwartiertje vroeger
dan dinsdag aan mijn hardlooprondje begon en hij toen, dinsdag, in
geen velden of wegen te zien was. Meestal vraag
ik mij af of hij mijn kortstondige aanwezigheid opmerkt. Ook
vandaag zie ik geen andere reactie dan de zwakke stoompluimpjes die zijn
neusgaten verlaten, maar dat heeft niets met zijn
gemoedsrust van doen.
Een
goeie honderd meter voor mij, ik ren inmiddels over de Waalbandijk, zie ik een
man in de uiterwaard struinen. Hij kuiert op zijn gemak parallel aan de dijk, via
smalle paadjes die tussen de ruige begroeiing doorvoeren. Deze zijn door
runderen, Rode Geuzen, gemaakt en worden ook door hen vrijgehouden. Het water
in de Waal staat nog steeds hoger dan normaal zodat delen van dit terrein
ondergelopen zijn. Ik zie dat de man zich gaat vastlopen in een bijzonder moerasachtig
gedeelte dat juist de toegangspoort omgeeft. Hij heeft drie opties: natte
voeten halen, op zijn schreden keren of over het prikkeldraad het droge
dijktalud bereiken. Zo te zien kiest hij voor optie nummer een, hoewel hij zijn voeten droog houdt. Nu ik dichterbij
kom zie ik dat de man een soort lieslaarzen draagt. Rijkswaterstaat gaat de
dijken schouwen, realiseer ik mij nu. Is men daarmee begonnen? Is dit een waterstaatingenieur
die de kwaliteit van de dijk moet beoordelen? Ondertussen heeft de schouwer,
als hij dat is, dieper water bereikt. Daarvan trekt hij zich niets aan. Hoe
gaat dat aflopen? Onverwacht roept hij mij een goeie morgen toe.
Ik groet hem terug in het besef dat hij mij ingespannen naar zijn verrichtingen
heeft zien staren. Hoewel ik heel graag wil weten wat de man aan het doen
is, ren ik door maar overweeg om op mijn schreden te keren, hem weer
te passeren en dan opnieuw mijn oorspronkelijke richting te kiezen. Voor het geval
dat hij dat ziet kan ik even op mijn horloge kijken, kan ik doen alsof ik mij
in de tijd vergiste en zie dat ik nog genoeg tijd over heb om mijn pad te vervolgen. Misschien
heeft die kerel dan intussen de dijk bereikt en kan ik hem gewoon aanspreken.
Ik doe niets van dat alles en ren door ondanks mijn nieuwsgierigheid.
Even
terug naar Herman. In ‘De wereld van
Freek Vonk’, een vaste rubriek van National
Geografic, las ik de vraag: Wie kan zich stier Herman niet herinneren?
Letterlijk opgevat moet ik zeggen dat ik mij hem wel herinner, deze stier wiens
DNA genetisch is gemanipuleerd. Toen ik Freek’ column las realiseerde ik mij dat
ik ‘mijn Schotse Hooglandstier’ wellicht daarom Herman noemde, vanwege dit in elkaar
geknutselde dier. Van Herman rest een leeg omhulsel in Naturalis. Vanwege
strenge regelgeving heeft hij geen nageslacht voortgebracht. Tijdens het lezen ging bij mij een lampje branden: Hoe zit dat met Herman? Ontbeert hij dochters
en zonen? Staat hij daarom gewoonlijk zo laat op? Is dat het waarom hij bijna altijd doet alsof
hij niet geïnteresseerd is?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten